Nu de grenspassage achter de rug was, het Franse rugbyteam in Triëst de koffers achterwaarts uit het raam had gemikt en zelf met een massale snoekduik de ijzerbaan had verlaten, was de coupé, ademloos op de raspende ademhaling van Ton Lebbink na, leeg. De dichter in wording had er iets van gezegd, dat de heren zomaar bagage uit en door niet geopende treinvensters ter linkerzijde op het perron slingerden en dat dit niet kies was. Het was hem op een worggreep komen te staan die tijdelijk zijn adamsappel had ingedeukt. Met een paar welgemikte slagen en trappen had hij zich schijnbaar moeiteloos van het asociale gezelschap ontdaan en de captain er hoogstpersoonlijk en als laatste, zoals het kapteins betaamt, achteraan gesmeten.