Ze zaten als twee kleine kinderen vlak voor een verjaardag of in aanloop naar de in immer commerciëler cadeaus verpakte decembermaand gespannen en ook zenuwachtig lacherig in de boemel van Thessaloniki naar Athene. Hoewel ze beiden al rond de twintig waren, kwebbelden ze bij ieder nieuw object of stukje landschap, dat de ijzerbaan passeerde, honderduit van blijdschap. Ze moesten natuurlijk ook nadenken. Ze moesten de tijd uitproberen en zo mogelijk een deel ervan zien te winnen. Ton en Mirjam hadden nu nog het grenzeloze vruchtgebruik van hun vakantie, maar eenmaal terug in Nederland - en dat zou hoe dan ook eens realiteit zijn - zouden er relationele spijkers met samenwonende kopen moeten worden geslagen. En, hoewel die vrije tijd nog niet opportuun, zou er sprake moeten zijn van de ware versmelting van 010 (Mirjam) en 020 (Ton). Ze konden naar (hoe democratisch, maar onrealistisch en ongewenst) 015 (Delft) verhuizen. Dat was net Amsterdam, maar dan in het klein en geografisch geplaceerd onder de kuchopwekkende industriële rook van Rotterdam en omstreken. Dat de Koningin van de Maas zomaar zou fuseren met de Koning van het IJ was nu niet direct een logisch gevolg.