Augustus 198zoveel. Als Ton Lebbink van een poëzieavond terugkeert naar zijn tweede huis Café Helmers, treft hij daar voor het eerste zijn aanstaande muze aan; de latere dienster Caroline. De dubbele treinreis, het afgelopen optreden, het succes van zijn twee elpees, zijn onregelmatige drum solocarrière, wat ook ter wereld … alles is per direct, als een tweede oerknal, van ook maar de minste schijn van belangrijkheid ontdaan.
Zijn leven krijgt vanaf het in die tijd ondeelbare moment (CERN bestond) de richting die het verdient. De koers waarnaar hij, ongeweten en schijnbaar stuurloos, naar op zoek was. Toch laat hij niet direct, jeugdig overmoedige types normaal eigen, alles wat zijn leven en werken tot op dat moment zo kenmerkt, vallen om met de rechtervoet vervolgens achteloos een of andere naamloze hoofdstedelijke gracht in te worden geplempt.
Hij houdt zijn dichterschap nabij, drumt als een gek ventje bij het avantgardistische Mecano van vriend Dirk Polak, smijt ongewenste individuen uit bij het landelijk vermaarde poppodium Paradiso en begint een bloedstollende affaire met deze meer dan leuke vamp.
Maar het leven zou het leven niet zijn als er uit verborgen kasten niet een paar vergeten lijken kukelden. Poëzie is, hoewel geen politiek, toch immers ook geen spel voor ongeletterde pubers en andere groenzoeters. Zijn tournee met Mecano door Frankrijk wordt slechts een korte amourette zonder happy ending. Bij Paradiso gaat de door hem aanbeden punk verloren en het elektronische tijdperk doet zijn intrede.
Niet alleen in zijn stamcafé gaan de prijzen omhoog met het later door Wim Kok officieel geagendeerde en nimmer gestorneerde kwartje met zijn achternaam. Kraken doen nog enkel voegen. Van Love en peace is nog slechts een amorfe dosis laf en een plasje stinkende pies over. De wereld verhardt zich nogmaals en Ruud Lubbers grijpt de macht. Ons land verkeert in crisis met een krimpende economie en kwadratisch toenemende werkloosheid. Het begrotingstekort is meer dan merkbaar, de overheidsschuld bedraagt 55% van het BNP. Kortom: Nederland is ziek, zwak en misselijk.
Tussen alle negatieve algemeenheden door behoudt Ton Lebbink zijn dichterlijk kompas en een uitnodiging van zijn kant richting de dan juist tot dienster gepromoveerde Caroline om eens een kopje van het een-of-het-ander buiten diensttijd te nuttigen vormt de basis van wat later terecht wordt bestempeld als het meeste hechte concubinaat wereldwijd.
Van ontsporen geen sprake; dit leven spoort als een trein. Een echte, zeker geen Fyra. Caroline en Ton vormen vanaf dat moment elkaars uitverkorenen en hun liefdesavonturen vormen stof voor menig boeketreeks en anderszins liefdesromans. Nimmer zal hun liefde falen en slechts de zeis van de dood kan hun erotisch samenzijn onthoofden. Helaas komt Magere Hein al in 2017 de helft van dit illustere, maar o zo gezellige duo opeisen.
De wereld is een illusie armer en draait snikkend rondjes tot het einde der tijden …
THE ETERNAL SECOND
After your First Life
you get a Second Change
to stare with your Third Eye
at the Fourth Dimension
displayed on Fifth Avenue
your Sixth Sense
will tell you that Seventh Heaven
is The Eight Wonder of The World
where you van waste your Ninth Life
by breaking The Ten Commandments
Yes it’s orgy at last
at last The Eternal second
is finishing first
There it is
Tekst
Peter Joore
Fotografie
Beaty Czetö
Gedicht
Ton Lebbink