Zijn hoofd deed van boem boem boem. Net als het boemeltje drie dagen lang geluid maakte op de plekken waar rails overgingen in nieuwe rails. Het geluid op zich, dat ging wel. Maar zijn nieuwverworven levenswijsheid - het drinken van droge rode streekwijn bij tropische treinkamertemperatuur - bezorgde Ton Lebbink scheurtjes in zijn brein.
Hij zag ze gaan langs de doordenderende boemeltrein. Plaatsnamen die stuk-voor-stuk een eigen klank bezaten als hij ze fluisterend, of harder en met Franse tongval als het de conducteur of stations-speaker betrof, uitsprak. Hij had ze zekerheidshalve opgeschreven in wat enige decennia later zijn eerste zwarte aantekenboekje zou blijken. Hij hanteerde toen al de meest gegeten pen in literaire hongersnood: BIC Brother is writing you!
Hij was te elfder ure opgestapt in Gare de Marseille-Saint-Charles. In zijn van het pak slaag (iets dat hem nimmer meer zou overkomen, zo zwoer hij!) licht tremoristisch bibberende hand een kartonnen kaartje waarin later iemand in stemmig bedrijfskostuum met messing knopen een gaatje prikte. Piepend en krakend vertrok het drie rijtuigen tellende boemeltje van Spoor 13 ¾ om als eerste langs de Avenue Lombard uiteindelijk na een halve dag in Aubagne een fikse stop te maken. Een man met handig smal karretje verkocht snel etenswaren en koffie. Voor een paar Franc schafte Ton Lebbink zich twee croissants, een plons koffie en een broodje ham/kaas aan.
Opnieuw ging het van jottem. De boemel piepte en kraakte zich almaar een kalme weg via Carnoux-en-Provence zuidwaarts tot aan La Ciotat. Aan het eind van deze aan het water gelegen enclave zag de latere ontwerper van plastic tulpen, waarin een minuscuul lichtje, voor het eerst van zijn leven de Middellandse Zee vanuit het neergelaten raampje waardoor warme lucht en zonnestralen streden om zijn welkome aandacht. Bij Saint-Cyr-sur-Mer schreef hij zijn eerste zinnen met poëtische inslag:
Boemel oostwaarts langs Saint-Cyr-sur-Mer
En je zult je realisé, fraternité, kamillethee
He he he
Helemaal naar (that’s) Nice
Hang on to a dream
Is vanaf hier best nog ver.
Hij was de tel der dagen inmiddels kwijt toen het boemeltje Bandol passeerde met het gangetje van de overgrootmoeder die, op haar vrijwel oudste dag, de wandelwagen gebruikend als rollator avant la lettre, op versleten hoge hakken, kromgetrokken als de wielrenner bij tegenwind haar boodschappen voor de laatste keer bergopwaarts thuis probeert te brengen. Ook hier een man met (natte en droge) voedingswaren. Ton Lebbink, de obligate deegwaren meer dan zat, bestelde de allereerste Mars op aarde en nam er een (glazen) flesje cola bij. Gezond leek hem anders, maar lekker was het wel.
Zo vulden zich de dagen die elkander vrijwel naadloos opvolgden. Van Bandol ging het via Sanary-sur-Mer en Six-Fours-les-Plages naar Toulon. Daar een reuzestop van drie uur. Het gaf de reizigers de gelegenheid iets van deze plaats te zien, iets lekkers te kauwen en wat drank in te slaan. Ton Lebbink, nog niet de ervaren reiziger die hij later was, besloot het station binnen oogafstand te houden. Bang als hij was dat het boemeltje zonder hem vertrekken zou. Hij kon de ijzerbaan wellicht te voet nemen en het grootspoor Märklinnetje zonder al te veel inspanning achterhalen, maar sinds hij last had van zijn Voetbalknieën (www.youtube.com/watch?v=4bhSTtHoEy4&) was alle sport hem vreemd als het op actief bewegen aankwam.
Iemand die zijn coupé enige tijd deelde zei in moeizaam Frans-Fries, dat hij had geleerd van oom Bauke, dat het boemeltje een dag later pas verder zou trekken en dat het kaartje geldig bleef. ‘Om 08.00 uur is het départ,’ zei de stations-speaker niet veel later. ‘Wel je bagage meenemen, want daarvoor zijn we niet verzekerd,’ zei hij ook nog. In het Frans klonk dit als: ‘Apportez vos bagages avec vous, car nous ne sommes pas assurés pour cela!’
Ton Lebbink slaagde er wederom in een morsig hotelletje onder de rook van de stoomspoortrein te vinden. Hij sliep er in een doorhang bed met opspringende veren. Van enige lokale Fanny helaas geen enkel spoor en zo ontdekte de latere krokettenbakker van de FeBo de eenmalige geneugtes van de linkerhand.
TOLTIJD
Als de controleurs staken moet je een
kaartje kopen.
Als ze allemaal lange tweedjassen gaan
dragen, wordt het tijd voor een jekkie.
Een rat onder je oksel is ook allang vertoond.
Een mummie-stilleven.
"Ja, ik schrijf wel eens een haiku",
vertelt een dichteres terloops.
Een haiku?
Een haiku wordt geschreven door een
Japanse admiraal vlak voordat hij
met zijn lek geschoten vliegdekschip de Goden opzoekt.
%&+$$+!
<:^#=?//&&""""
::::&&+$!!
Ik ben de kapitein op de brug van een zinkend schip.
Als de chauffeur van een tank in Amsterdam-Centrum.
Alleen Café Helmers blijft gespaard.
Lekker schieten op moskeeën of de Bijenkorf, de parkeerpolitie,
rondvaartboten, duiven op de Dam ...
Ik denk en dan en denk en dan en denk en dan
dan springt de kater.
Die heeft dus straf
die staat een week op kattenbrood en water.
Zuinig rijden.
Een volle tank vertaald in kracht.
Een agent wuift naar je.
Je wuift terug. Wat een macht!
Ontdek je plekje.
Wrijven helpt niet.
In de vliegertijd moet je gaan tollen.
Als ze de Centrumpartij verbieden, word ik lid.
Een gouden handdruk voor de vrijheid.
Dapperheid?
Mijn vriendin, als je straks in de kouwe keuken
voor me gaat koken.
Toltijd.
Je bent niet als iedereen.
Zoals ik teken, tekent niemand.
Zoals ik schrijf, schrijft niemand.
Zoals ik praat, praat niemand.
Zelfs mijn scheten zijn van ongekende kwaliteit
Gedicht
Ton Lebbink (december 1983)
Tekst
Peter Joore (februari 2022)
Fotografie
Beaty Czetö (maart 2011)