‘Mannen die te veel zuipen en vrouwen die te veel flirten, daar zit de kroeg vol van.’ Aan het woord was een, naar het kleding technisch leek, hybride medemens. Lang haar, keurig getrimd snorbaardje, een jurk die er mocht wezen; hierin ontluikende Dutch Mountains die Henk Hofstede c.s. voor ogen moeten hebben gehad bij het schrijven van hun hit, en met een lengte van iets over de twee meter een type dat je niet snel over het hoofd ziet.
Dit kruisingsproduct was iemand van het cachet dat je niet vaak tegenkwam in Café Helmers, maar wel altijd van de welkome kant. Het waren standaard knokkers en niet voor een kleintje vervaard. Geslachtelijk vermengden stonden voor wie ze waren en daar kon de gemiddelde horecabezoeker een puntje aan zuigen.
Daarbij was de kleding smaakvol en deze klant een regelrechte aanwinst qua orale bijdragen als het om praten ging; de discussie werd niet uit de weg gegaan. Menig vreugdetranentrekkende opmerking ontsnapte bewust uit het epicentrum van zijn goatee. De vaste kliek plus wat losse inhang luisterde ademloos mee. Zou aan zijn/haar lippen hebben gehangen als dit niet te zwaar was. Kortom: iedereen genoot.
Dienster Caroline draaide een topdienst. Het ene rondje na het andere werd ingeschonken. Het stemgeluid van de nouveau client was sonoor en prettig om naar te luisteren. Daar kon geen nieuwslezer(es) aan tippen. Bovendien waren de in Helmers geponeerde stellingen om van te lachen en die van het journaal om te huilen of het Vaderlands Elftal moest eens hebben gewonnen.
Urenlang vermaakte de meute zich met protse grappen, faliekante vermakelijkheden en het op prettige wijze uitwisselen van wederwaardige informatie uit de historische doos.
Geen mond zo getraind of de kaken kregen kramp van niet alleen het oreren, maar tevens vanwege menig gulle lach die gorgelend als zilverwater veelal unisono door de kroeg rolde.
Ton Lebbink was de enige die, geheel tegen zijn gebruikelijke mores in, zweeg als een oester waarvoor geen mes was ontworpen. In het hoekje bij het raam genoot hij stilzwijgend en met volle teugen van dit literair volwaardig tegenwicht. In gedachten de ene na de andere enkelvoudige regel in zijn grijze massa plempend ontstond hier weer een fantastisch gedicht.
Vanwege zijn (vrijwillig) zwijgen had hij het idee voor een keertje afwezig te zijn. Hij had dan ook het unieke vakantiegevoel te pakken zonder daarvoor grensoverschrijdend bezig te zijn.
DICHTADER
Ik heb niks met aa bb gerijm.
Ook de haiku is mij vreemd.
Rijm bijt bij mij in de eend.
Dat rijmt zoals kwatrijn.
Onregelmatig op een rijm.
Rijmen is ritme.
Rijmen klopt.
In mijn ader.
Tekst
Peter Joore
Fotografie
Beaty Czetö
Gedicht
Ton Lebbink