Nog altijd zaten ze op de Akropolis. Twee mensenkinderen op een Godenberg. Oude Grieken van naam en jonge nog tamelijk naamloze MGio’s (Muzikale Goden in opleiding) onzichtbaar en spiritueel met elkaar verbonden als twee kinderen in de schier draadloze 21e eeuw met het verlengstuk van hun arm - de gsm.
Mirjam de Schoot van God haalde nog wat Souvlaki uit haar meegebrachte Tupperware. Nadat ze Ton Lebbink een stukje had gegeven nam ze zelf ook wat. Ook Goden moeten driemaal daags nectar en ambrozijn tot zich nemen.
Geestelijk waren de twee geliefden ergens in de buurt van een ander zonnestelsel; onzichtbaar aan dit zomers firmament met soms een wolkje als in een bakje koffie; die schrale bittere troost. Ton zijn maag begon te rommelen toen de koffie begon te werken.
‘Jezus Christus,’ lachte Mirjam, ‘wat is dat voor een onderaards gerommel!’ Het kabaal liet zich niet wegvloeken en niet veel later donderde het ook in Mirjams darmkanaal. Hoewel nog volop verliefd waren dit absoluut geen vlinders in twee buiken.
Een kwartier later was het weer rustig. Ton Lebbink had zijn shirt uitgetrokken en zette zijn behaarde borst zo ver uit als mogelijk; zijn tepels fier vooruitwijzend richting de miljoenenstad. Mirjam drukte er een kusje op. ‘Om het bruiningsproces te versnellen en in goede banen te leiden,’ zei ze.
Het was bijna middag en de temperatuur liet zich andermaal gelden. Het zouden nog zware uren worden. Mirjam en Ton wisten dat ze een zonnesteek konden oplopen. Maar wie God wilde zijn (het stadium van spelen waren ze reeds voorbij) moest extremen trotseren en accepteren dat ook Zeus en Co. het indertijd niet cadeau kreeg.
Mirjam was als altijd mooier dan Aphrodite. Een enkele jongeling, opgestegen uit de stadse algemeenheid durfde het aan haar bloemen, honing, bessen en levende vogels te schenken. Het werd, hoewel wat rommelig, toch een gezellige boel daarboven. Ze zorgden ervoor dat alle giften achter hen werden neergezet. Niets mocht dit perfecte panorama verstoren en zeker geen parkieten- kanariekooi.
Dat alles bijeen zorgde voor een opnieuw bewoond ogende Akropolis. Niet dat ze verlegen zaten om alle cadeaux, zat er een buisje met peppillen tussen dat ze lachend met water wegspoelden. Kronkelend en zich van niets of niemand iets aantrekkend als een slang van de godenberg af. Geen drugs. Een beetje God leeft desnoods op water en brood alleen. Geen chemisch bewerkte troep in hun gebronsde lichamen.
Terwijl de zon haar baan van oost naar west als altijd in gelijkmatig tempo volbracht spraken Mirjam en Ton als er iets te spreken viel. Verder zwegen zij als graven.
‘Als je zwijgt dan lieg je niet,’ zei Ton.
‘Wie liegt is vaak politicus,’ concludeerde Mirjam.
‘Niets zo betrouwbaar als politici en een lek condoom,’ meende Ton.
Ze deden er verder het zwijgen veiligheidshalve maar toe.
Terwijl Athene de gebruikelijke stadsgekte binnen de grenzen in goede banen probeerde te leiden heerste op de Akropolis vrijwel absolute stilte. Het was een oase van rust in een wereld die almaar drukker en gekker werd. Mirjam en Ton genoten vooralsnog zoals de Oude Goden moeten hebben gedaan in de wetenschap dat ook hier eens een eind aan zou komen. Net als indertijd de Goden aan hun geloofwaardige einde waren geraakt.
SCHEURTJE
Groeten is gratis
Gedicht
Ton Lebbink (Ergens in de keuken anno (he’s a) 21st Century (Man))
Tekst
Peter Joore (Redactielokaal bovenste etage, Vlaardingen, 5 januari 2023)
Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)