Ton Lebbink: Middelpunt Athene-Centrum

Rijptrip (XLVIII)

‘Hoe lang kunnen we dit goddelijke leventje volhouden?’ mijmerde Mirjam de Schoot van God een tikje misschien wel te luid. ‘Hoelang duurt het voor ons geld op is. Of (erger) Ton (Lebbink, red.) en ik op elkaar uitgekeken zijn als twee ramptoeristen die in het vliegtuig zitten dat juist ter aarde stort!’

Ton Lebbink: Middelpunt Athene-Centrum

‘Vakantie is de ideale graadmeter,’ antwoordde Ton, ‘om uit te vinden of twee mensen klokje rond op elkanders lip kunnen zitten zonder elkaar uit te kotsen, de haren ruw uit te trekken of met een welgemikt schot elkaar of althans een van de twee een of ander Grieks hoekje om te helpen. Je kunt stellen dat wij zijn begonnen op het punt dat vele stellen, setjes, tweetallen, koppels, duo's, paren en  LGBTQ x  LGBTQ = vele varianten mogelijk, zijn geëindigd. We mogen zeggen dat wij de eindstreep al voorbij zijn en op weg naar het nieuwe geluk: ons begin.'

‘Voor die mensen staat vakantie gelijk aan sadomasochisme. Met een eikel op stap die net en ongecontroleerd van de boom is gevallen precies in jouw tuintje is geen pretje. Dat laatste is van geen belang. Als dit een discussie was ... we zouden Thessaloniki nooit samen hebben verlaten. Zal ons samenzijn verband houden tot het einde een onzer dagen? Zo ja, dan moeten we ons toch eens bezinnen op zoiets wat toekomst heet. Het spreekt vanzelf dat we niet eeuwig kunnen trekken en reizen en slechts af-en-toe een beetje geld verdienen. Muzikaal staan we ritmisch sterk, maar puur ritmische bands doen het niet vaak goed of ze moeten Slagerij van Kampen heten. En ik heb er geen zin om, eenmaal terug in Nederland, aan te moeten kloppen bij een of ander fascistoïde arbeidsbureau en te bedelen voor een beetje geldelijke bijdrage en een lekkend dak boven ons overigens knappe hoofd.’

‘Tjezis,’ zei Ton Lebbink. ‘Verzin je dit terplekke of dacht je gewoon hardop? Het was in ieder geval zo dat ik je luid en duidelijk kon horen. Of ik je ook begreep is van een andere orde. Maar je enigszins tegemoetkomen qua gedachtegang lijkt me niet al te onoverkomelijk.’ Hij keek opzij naar Mirjam. Die had een glimlach op haar mond die amper tussen haar oorlellen paste. Was hij beetgenomen? Gevoel voor humor kon je haar niet ontzeggen. Wel vond hij het tijd voor een beter stadsgevoel. Athene-Centrum kon hem niet snel genoeg strak aan de voeten liggen.

De eerste huizen doemden op. Het werd drukker. De dorpse woonschil veranderde in rap tempo en zo snel als hun nu Goddelijke voeten hen konden dragen, tot de stadse hel waarnaar beide verliefde lieden zo snakten. Een dorp of een berg, al was het dan de Akropolis, nou in de sla dan maar.

Iemand brulde van de andere kant van de straat. Ze keken om en tussen alle vervoersblik door en zagen de heren van Supersister lopen. Ze zwaaiden en staken over met gevaar voor lijf en leden. Eenmaal aan de andere kant een serie omhelzingen en voor Mirjam een paar vette kussen. Het vrolijke weerzien kreeg een nat vervolg op een terras dat, net als heel Griekenland trouwens, zonovergoten was. Wijn, bier en brood verschenen ter tafel. Er werd volop gepraat en wederwaardigheden uitgewisseld als hadden ze elkaar in geen eeuwen gezien. In werkelijkheid bedroeg het afscheid een ruime week en verwerd aldus tot een tijdelijk uiteen waaraan nog nooit iemand was gestorven.

Ton Lebbink wilde een praatje maken met Robert Jan Stips. Hij draaide zijn stoel en … zag niets tegen de zon in.

ADIEU

niveau? mijmert marianne
crème de la crème avant garde
adieu rococo jugendstil art nouveau
adieu plan de campagne
adie belle époque
idiot savant
adieu idiot pur sang

Gedicht
Ton Lebbink (Amsterdam begin 21ste eeuw of mogelijk iets vroeger)

Tekst
Peter Joore (2 februari 2023)

Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)

02-02-2023