Ton Lebbink: ‘Klaverjassen op de Akropolis’

Rijptrip (XLVII)

Vanaf de geïmproviseerde kaartkamer op de Akropolis klonken urenlang vakkundige kreten als ‘pas’, ‘ik doe het’ en ‘nat’. Tussendoor het krassen van de pen van Ton Lebbink, die op lijstjes de stand nauwkeurig bijhield. Er werd gedronken en er werd gelachen. Hera en Zeus konden gelukkig goed tegen hun verlies.

Ton Lebbink: ‘Klaverjassen op de Akropolis’

Tegen de tijd dat het ochtendgloren zich deed gelden was de derde set van zestien potjes klaar. Mirjam de Schoot van God en Ton Lebbink hadden met 2-1 gewonnen. Aanvankelijk deed Mirjam wat knorrig tegen Ton als die weer eens niet overtroefde; het Amsterdamse klaverjasonzinverhaal.
   ‘Gefeliciteerd,’ zei de sportieve Zeus. Hera wierp een bewonderende blik naar de twee Hollandse stadsmensen die van kaarten en van wanten wisten.
   ‘Dank je,’ zei Mirjam.
   ‘Zeg Zeus,’ begon Hera, ‘wat krijgen zij als prijs? Wat hebben ze gewonnen?’
   De Griekse oppergod fronste de wenkbrauwen en zei: ‘Ik benoem ze tot Ondergod in de Orde der Kaartgratiën.’
   Mirjam en Ton keken blij verbaasd dat zij door het spelen van slechts achtenveertig potjes klaverjas zulk een mooie prijs in ontvangst mochten nemen. Ton omarmde het stel en Mirjam wisselde dankbare kussen met zowel Zeus als Hera.

‘Kom schat,’ we moeten gaan. ‘Nemesis is jarig en we moeten nog een cadeautje kopen voor hem. Als we dat vergeten, zijn de rapen goed gaar. Hij kan nogal eens wraakzuchtig uit de hoek komen, dat recalcitrant balsturig jong.’
   Het viertal zwaaide nog eenmaal. Toen verdwenen de twee tot nevelen teruggekeerde goden als sneeuw voor de juist opkomende zon.

‘Tsja, wat nu?’ zei de altijd pragmatische Ton Lebbink. Hij dacht alles te hebben gedroomd, ondanks de keurig ingevulde lijstjes.
   ‘Ontbijten,’ antwoordde de praktische Mirjam.
   Ton ontstak een vuurtje en met behulp van rooksignalen bestelde hij twee ontbijt. Binnen het half uur werden evenzovele dozen en een tweetal koffie (Griekse) afgeleverd door Ontbijtservice Hermes. Die adverteerde immers niet alleen in De Athener met de kreet: Nu besteld, straks met volle maag prettig uitgeteld. Q.e.d.

Nadat hun magen waren afgevuld tot het huigje een deel van het ontbijt op zijn lage plek moest houden, zei Mirjam: ‘Ik heb het nu wel gezien op die kale kloteberg. Laten we verkassen naar een plek waar we weer eens onder de mensen zijn.
   Ton knikte. Hij wilde zeggend at ze dan beter naar een kerkhof konden gaan, maar hield kies de mond.
   Ze ruimden de boel op en nog voor de eerste toeristen zich hadden laten zien daalde het duo af tot hartje Athene was bereikt. Wat zich daar allemaal afspeelde …

MIJN ODE AAN WIJK

het was eb
zat op het strand van Wijk aan zee
maar toen het vloed werd
op het strand van Wijk in zee

Gedicht
Ton Lebbink (Amsterdam, wellicht begin 21ste eeuw)

Tekst
Peter Joore (26 januari 2023)

Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)

26-01-2023