Ton Lebbink: ‘Jane Birkin dans ce café!’

Prettig weerzien met jeugdig sekssymbool

‘De dag dat iemand bedacht dat alcohol een prima melkkoe was om accijns over te heffen en de staatskas te spekken mag een zwart etmaal in menig vaderlands geschiedenisboek worden genoemd,’ zei Ton Lebbink tegen Dominee Douwe Dogma, die zelf iedere zondag tweemaal een flesje Château Ravage opentrok en er vast een van leegde alvorens hij de kansel besteeg.

Ton Lebbink: ‘Jane Birkin dans ce café!’

Ook het oude baasje in ketelpak, veruit senior lid van het vaste Café Helmers-clubje, had de invoering er niet van meegemaakt. Volgens de handelsreiziger uit de Achterhoek was accijns al zo oud als de duivel zelve. De ex-filmjournalist dacht dat in 1883 deze negatieve mijlpaal was geslagen.

Ton Lebbink las voor uit zijn zwarte aantekenboek, waarin hij met dezelfde kleur meest gegeten pen had geschreven: Drankmisbruik is de ondergang van het volk, bevordert tuberculose, geslachtziekten en algemene ontaarding. Die tekst had hij van een oud affiche dat hij eens op een rommelmarkt voor een paar gulden had gekocht.
   Hij gebruikte de poster vroeger als dartboard. Nooit als leidraad en Ton Lebbink hechtte er nog altijd zoveel waarde aan als aan het Boek der Onbewezen Stellingen waaruit Douwe Dogma iedere zondag preekte en zemelde.

‘Door invoering van de accijns is het mogelijk geworden om alcohol te smokkelen,’ lachte dienster Caroline. ‘Hierdoor stimuleerde de overheid, en niet voor het laatst, het dievengilde om carrière te maken en een meer dan modaal inkomen binnen te harken.’ De heren beaamden haar stelling met een hoofdknik die er wezen mocht. De dominee dacht enigszins met schuldgevoel aan zijn pastorale wiettuintje.

‘Het oeroude Nederland blonk uit door vrijheid van denken en doen,’ zei de ex-filmjournalist voor zijn doen wijs als Geer. ‘Dit was een landje waar vrijdenken hoog in alle vaandels stond. Iedereen die de vorige jaren 60, toen het hippiedom hoogtij vierde, een periode van de vrije geest noemt dient even verder te kijken dat zijn vlezen snuffelpaal lang is. Pas algemeen was dit bandeloze denken zonder kunstmatige vangrails van goed en slecht enige eeuwen eerder. Dat was de tijd van vrijheid, blijheid, lekkere meid. Napoleon Bonaparte, die rare Franse snijboon, die bij alles wat hij deed de hand op het hart had, heeft ons niet alleen opgezadeld met familiare achternamen, edoch met veel meer administratieve rompslomp en andere kul. Napoleon heeft de vrijdenker in de ban gedaan.’

‘Merde,’ zei iemand. Daarna was het even stil na deze historisch interessante monoloog waarvan geen woord gelogen leek. Die tijd benutte Caroline door alle kelken fris en fruitig van nieuwe content te voorzien. Het was een fijne vrijdag en die beloofde nog lang niet voorbij te zijn.

Er kwam een Française binnen die op Jane Birkin leek, die overigens op 14 december 1946 in Londen het levenslicht zag en zo Frans was als jenever en tulpenbollen, ten tijde van haar onderbuik kriebelende duet met Serge Gainsbourg in 1969. Een zalige geur van Château Rothschild Magnum 2012, lid-stijvende graskaas, erotiserende oesters en wulpse slakken met zich meevoerend waren de heren direct van slag, gelijk het Nederlands Elftal twee decennia eerder tijdens om-het-even welke penaltyserie.

Er werd unisono gezucht en de keurig gestreken pantalon van de ex-filmjournalist vertoonde aan de onderzijde van de gulp een donkere natte plek die er juist nog niet was. De handelsreiziger veegde pardoes een druppeltje speeksel van zijn glimmende toet en het oude baasje in ketelpak mompelde iets van: ‘Eerst Jane Birkin zien en dan sterven.’
   Dominee Douwe Dogma sloeg zijn kruis, trok een van pijn vertrokken gezicht en deed een trits geheel nieuwe weesgegroetjes. Ton Lebbink lachte schaapachtig, keek een tel richting Caroline en deed alsof hij schreef.

JB 2.0 bestelde een Cointreau met twee klontjes ijs. Daarop zette zij zich aan de punt van de toog, knipoogde naar niemand in het bijzonder, nam een slok die koel en traag tussen haar dieprode lippen binnenwaarts gleed, en neuriede: Je t’aime … moi non plus.

De mannen joelden van enthousiasme, sloegen elkaar op de schouders. Ze waren lang niet zo buiten zichzelf getreden, zij waren goden en in hun midden een perfect bewaarde godin. Caroline trok de wenkbrauwen op, glimlachte begrijpend naar JB II, begreep de hint en schonk nogmaals de glazen vol. Inclusief een met zorg bereidde Cointreau.

CENTRAAL STATION

Naast de file achter het C.S.
Een huiverend skelet in een kapotte panty.
Dagmar is haar naam.

Boven de pont zweeft een meeuw.
Een lichtpunt in het grauw.
Het mist. Het mot. Het regent.
Hagel dreigt.

Daar wordt Dagmar absoluut niet vrolijk van.
Lachend ding ik af.

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö

Gedicht
Ton Lebbink

23-09-2021