‘Zuipende imbecielen verzieken de sfeer. Kom je in de kroeg om lekker wat te ouwehoeren, een kaartje te leggen, te bamzaaien en daarbij een met zorg geschonken glaasje te nuttigen, en zit er net zo’n omgekeerde waterval naast je, dan neemt dit veel je pret weg. Niet zelden loopt het uit op vitten, wat duw en trekwerk en soms een loeiharde knal voor het aangezicht. Niet erg allemaal. Maar het haalt wel de sfeer eruit.’
Aan het woord een mannetjesputter van het type twee meter hoog, een meter breed, spieren als staalkabels, het intellect van een regeringswoordvoerder, agressief als onverdund zoutzuur en een dorst als een olifant die het drinken niet kan vergeten en waarvan ze bij het Trimbos Instituut geen weet hebben. De kolos stond, strak verpakt in een sportief bedoeld XXXLLLetje van een kleurig iets op basis van louter elastiek in het midden van de zaak te tollen op zijn fleurige hooggehakte pumps. Hij boorde er nog net geen olie aan.
Zo dit soort mensen al vrij rond mocht lopen; liefst niet in de kroeg. De sfeer was verder wat timide. Zelfs de dichtende uitsmijter bij Paradiso, de merendeels poëtisch aangelegde Ton Lebbink, zag wat witjes rond de neus en deed alsof hij het cryptogram van Elsevier aan het oplossen was.
Het oude baasje in ketelpak hield zijn steeksleutel 32 in de rechter beenzak stevig in zijn zwart-van-de-olie-knuist. Je wist immers maar nooit. De handelsreiziger uit de Achterhoek zat al een kwartier op toilet. Daar waar hij normaal liever zijn pantalon bevochtigde, dan ook maar iets van de gezelligheid te moeten missen verdampte nu zijn Laphroaig tot puur helder hemelwater. Dominee Douwe Dogma peurde moeizaam wat minder frivole edoch vredelievende teksten uit zijn Handboek der Onbewezen Stellingen. Hij kwam tot een gefluisterd:
Een vriendelijk antwoord doet woede bedaren,
krenkende woorden wakkeren toorn aan.
Helaas zelf en vanuit zijn hart wist hij geen echt passend vriendelijk woord te berde te brengen. Toen trok zijn sollicitatieformulier als veldpredikant bij het leger uit zijn binnenzak en stak die snel in brand. Als een enkeling hem al van zijn stuk wist te brengen, wat dan als een kudde woeste baarden hem in het oog kregen. M.A.S.H. was toch meer iets voor tv.
De ex-filmjournalist, hét prototype van de Held op Sokken zat reeds enkele tientallen minuten verscholen in zijn koffiemok. Het hoofd eerst, zodat zijn bruine schoenen, die overigens niet alleen volgens Frank Zappa de onderste onderkant van het halvezolen modebeeld bepaalden, er koddig bovenuit staken. Gelardeerd met zijn oranje sokken, opgevrolijkt met een Valenciaans sinaasappeltafereeltje, de opgestroopte terlenka broek waaruit twee witbehaarde stokjes, waarop enkel drie rode strepen nog ontbraken, een pathetisch vergezicht voor wie aan de overkant van de Eerste Constantijn Huygensstraat of de Eerste Helmersstraat stond.
Het zou een patstelling zijn als niet dienster Caroline, die er onlangs nog, na enig maanden durend genealogisch en een weekje medisch verantwoord DNA-onderzoek, achter kwam dat zij een rechtstreekse afstammeling was van de Amazonen. De door de Grieken aldus geduide mythische vrouwelijke strijders, die episch gemakshalve en deels op waarheid berustend in het voorbije Troje en Thracië zijn geplaatst.
Een andere klant, die haar in een ongetwijfeld natte droom in de 6e eeuw voor Christus in Scythië meende te hebben ontmoet en Caroline later ‘s nachts verder in Themiscyra posteerde, kwam juist binnen om zijn gloednieuwe kunstgebit te showen aan de vaste clientèle. Het kwam er niet van. IKEA-man, die nog volop tolde, tikte met zijn kolossale vuist pardoes op het heertje zijn bakkes met rinkelend ivoor tot resultaat. Dit ongeluk, want dat was het min-of-meer, deed deze retroversie van Grote Pier, even stilstaan en het werd direct stil. Tot het heertje begon te huilen vanwege zijn verse verlies. Een vreemd gehoor: slissend janken en het werd dan ook bij de radioquiz niet direct geraden als geluid van de week.
Lachend ging Caroline voor de agressieve Rigardus Amstelhout staan. Zij posteerde de knuisten agressief zelfbewust in de zij, keek deze noordelijke reus van Castelnau spottend aan en zei: ‘Een trap in je ballen kun je krijgen als je niet direct maakt dat je wegkomt met achterlating van een essentieel bedrag voor een nieuw onder- en bovengebit en daarbovenop gederfde inkomsten en een tip die er niet om liegt.’
Nephilim keek haar lodderig aan met zijn ene oog, grijnsde en zakte plots geluidloos kotsend en vlak daarop bewusteloos in elkaar toen haar linkerpump rechtstreeks en met een formidabele trap zijn twee testikels tot net onder zijn huigje kickte.
‘Iemand nog wat drinken?’ Het enthousiasme en de gêne waren zelden zó duidelijk aanwezig als die dag. Ton Lebbink staarde nog altijd star als een viagra-verslaafde met slikproblemen in de Elsevier, het oude baasje in ketelpak liet zijn steeksleutel eindelijk los uit zijn verkrampte hand, Dominee Douwe Dogma sloeg met een zucht zijn verzameling geestelijke jointvloei dicht, twee verder onbekende heren trokken met enige moeite de ex-filmjournalist met kletsnatte en naar oude bonen geurende, binnen en buiten bruine pantalon uit zijn koffiemok en als klap op de vuurpijl drentelde de handelsreiziger uit de Achterhoek schichtig maar als van niets wetend acterend, na een dik uur het toilet uit.
Nadat DHL de als een spoedbestelling gedoosde Enceladus, poste restante enig Polynesisch eiland, had opgehaald haalde vrijwel iedere klant opgelucht adem. Behalve een nog oudere man dan het oude baasje in ketelpak. Die was stilletjes ingeslapen en snurkte onhoorbaar.
D31
De een zegt boom.
Een ander zegt plataan.
De een zegt doek.
De ander Mondriaan.
De een zegt aap.
Een ander baviaan.
De een zegt mens.
Een ander Marokkaan.
Tekst
Peter Joore
Fotografie
Beaty Czetö
Gedicht
Ton Lebbink