‘Wie wil er een drankje?’ vroeg de ex-filmjournalist geheel tegen zijn zuinige natuur in. ‘Ik heb dorst gekregen van al dat geloop en een kroeg overslaan om dan net de volgende niet te halen vanwege acuut vochtgebrek is me een te groot risico.’
Hij sloeg zijn hand aan de kruk. De deur bleef onwrikbaar op slot, dicht en ging niet open. Het kwartet andere stappers lag dubbel van het lachen en de ex-filmjournalist keek sip en op zijn neus als een kind dat is betrapt met zijn knuistje in de snoeppot.
‘Als we hier gaan drinken,’ zei v/h dominee Douwe Dogma, dan dienen we een deur verder van de ingang gebruik te maken. Maar gezien het weertype van zonnige aard lijkt het me dat we een duikje doen richting terras.
‘Een fijn plan,’ beaamde de handelsreiziger uit de Achterhoek die, vanwege zijn professioneel bewegend bestaan, niet alleen wist wat deur-aan-deur verkoop allemaal vermocht, maar ook op de hoogte was van het kroeg-aan-kroeg drinken.
Het oude baasje in ketelpak grijnsde en stak een sigaret op. Ton Lebbink stond wat achteraf; niet allemaal pasten ze in de vuurlinie. Het was een klein cafeetje en het terras niet veel groter. Daar zaten ze toch als Vlaardingse haringen in een Schelvispekelton; vijf op een rij en in gewonnen positie als bij het tv-spelletje.
De ex-filmjournalist bestelde het gekende recept van zes drankjes voor vijf man. We herhalen gemakshalve, want dat is nog altijd de beste vorm van reclame: drie bier (getapt en vers of vers getapt), een Laphroaig zonder ijs edoch met een drupje (foei!) ranzig grachtwater, een bel Le Croix Vulgaire (de rode) en een ijskoude jenever in tulpglas.
Gepast als aangeklede aapjes zaten ze op een rij en slurpten, dronken, nipten en namen in alsof het zo aanstonds verboden zou zijn. Wie een prentje zou schieten met een heuse camera zou achtereenvolgens en van links naar rechts ontdekken: Horen, Zien. Zwijgen, Proeven en Saggerijnen.
‘Waar zijn we eigenlijk?’ vroeg de handelsreiziger uit de Achterhoek die nog altijd niet alle lokaliteiten van Amsterdam uit het hoofd kende.
‘In Café de Giftige Lever,’ zei Ton Lebbink.
‘Fijne plek.’ Het oude baasje in ketelpak was als altijd positief. Alleen toen met die corona niet; dat weigerde zijn gezonde inborst pertinent.
‘Hemels zo, met die zon in je gezicht.’ v/h Dominee Douwe Dogma kreeg langzaam het ware zicht op aarde. Alle geneugtes incluis. Het bestaan bestond uit meer dan calvinistische beperkingen alleen. Zoveel was hem die paar weken als v/h kanselier op eigen kansel duidelijk geworden.
‘Best bier en een prima jenever,’ deelde Ton Lebbink tussen neus en lippen door mee.
‘En de prijzen rijzen nu ook eens niet de pan uit,’ voegde de ex-filmjournalist, die grote overeenkomsten vertoonde met Cor met de Knip uit Ik Jan Cremer Tweede Boek, als laatste toe.
Hoe het verder ging? Dat volgt een vrijdag later.
ZWART IS ZWART
Zwart is zwart / wit is wit / zwart wit is grijs / rood geel oranje / blauw geel is groen / rood blauw paars / kleur is licht / het vlammetje op de kaars op de verjaardagstaart / maar als je niest in plaats van blaast / vertoont de kaars een piepklein regenboogje.
Tekst & fotografie
Peter Joore
Gedicht
Ton Lebbink