TORRELAVEGA/PICOS DE EUROPA/COMILLAS - Na de grotten, zowel die van Maria als die van Altamira, die kort daarop voor vrijwel eeuwig gesloten werden voor publiek vanwege zuuruitstoot en ander respirerend ongerief, waardoor de oeroude tekeningen in hoog tempo vervaagden, volgden uitstapjes naar de Picos de Europa. Hoewel het bescheiden verlengstuk van de Pyreneeën verre van gemene streken ontbloot.
Met name de Picos de Tres Mares openbaarde een panorama dat zijn gelijke amper kende. Gezeten in de verse sneeuw consumeerden Maria en Ton Lebbink iets onder het vriespunt hun gezamenlijke liefde. Vanwege de temperatuur ging het in hoog tempo bewegen als vanzelf en een hoogtepunt op één der bergtoppen was, net als water dat je er kookt, sneller bereikt dan vooraf gedacht. Daarna droge kussen om de lippen niet aan elkaar te laten vriezen. Terug in de auto nog even het spel met het pientere pookje. Al was het geen DAF waarin zij met achterover geklapte stoelen bivakkeerden.
Daarna een hete Cocido de Montañés de Cantabria in een oud en uit grove balken opgetrokken berghut. De openhaard met laaiend vuur zorgde voor een mooi en grimmig bizar schaduwspel. Dat er wijn bij kwam mag duidelijk heten. De Noord-Spaanse stoofschotel, populair bij herders, bevatte witte bonen, die de basis vormden. Verder witte of groene kool als vitamine element. Tot slot - en zeker voor echte mannen het lekkerste - grote, grof gesneden stukken chorizo, ribstuk, bloedworst […] en wat je maar lekker vindt aan en van het varken. Alles wel in ruime mate aanwezig en goed doorheen geroerd enige uren laten sudderen. Je kunt er desgewenst ook stukken aardappel, bacon, plakken Iberico (ham) of zelfs draadjesvlees in doen.
Na het eten is het raadzaam even te gaan liggen. Uitbuiken, noemen ze dat. Ja. Het kan alleen, maar is gezelliger met twee. Liefst in een ruime hangmat een momentje ter digestie en vertroeteling van het buitenste.
Op één van die talloze en schier eindeloze zondagen reden ze Comillas binnen. Toen een lief dorpje waar zo’n kleine 2.000 inwoners probeerden met vissen, landbouw en wat bouwvakactiviteiten ontluikende horeca de kop in te drukken. Ze hadden het daar niet zo op ander volk. Zelfs mensen uit buurdorpen als Cabezón de la Sal en San Vicente de la Barquera werden met de nek en agressief argwanend aangekeken. Laat staan Fransen. De enkele afstammeling van Astérix en Obélix die zich in die streek waagde, werd desgevraagd steevast honderdtachtig graden de verkeerde kant uitgestuurd. Wie naar het zuiden moest had helemaal pech, daar in het noorden de Golf van Biskaje was. En met een bootje de Picos in en op was ook geen succes.
Doordat de innemende en hartverwarmende Maria erbij was kreeg Ton Lebbink een, zij het bescheiden vrolijk, welkom in de vorm van een klein glaasje Spaanse champagne, type Freixenet. Snel gevolgd door een rood wijntje dat direct achterover moest geslagen tot de bodem zichtbaar was. Toen een Aguardiente of Orujo van iets over de 70%. Om te stabiliseren een paar biertjes en tot slot DYC-whisky met lekker veel ijsklontjes en een schot helder bergwater.
De kerkklokken beierden, maar niemand maakte aanstalten de kroeg te verlaten. De klassieke kerk was mooi en imposant. Enkel wat ouwetjes stumperden naar binnen om er het Halleluja te prevelen en ouweltjes te consumeren. In Café Covadonga was het een drukte van belang. Dat had Antoni Gaudí eens moeten weten aan het begin van die eeuw. Dan had de bouw van zijn typische praalwoning er heel anders uitgezien. En hij zelve, in brons gegoten op een bankje voor altijd buitengesloten, zou er met wallen onder de ogen of helemaal niet hebben gezeten. Aanstaand bankman Zipi (nog een puber in die tijd) zei dat dit buiten Barcelona een van de weinige gebouwen was die de architect had laten neerzetten. Volgens Kino een presentje omdat zijn verkering uit Comillas kwam en dit een architectonisch bedankje was.
Ongemerkt ging de dag over in de avond en die weer in de nacht. Zowel Ton Lebbink als Maria, niet langer in staat om nog als snelverkeerdeelnemer aan het toen nog lang niet zo snelle snelverkeer deel te nemen, vanwege alle alcohol geladen vochtige giften op alcoholbasis, zochten zich een bed bij Bolingas. De steile trap een belemmering die er zijn mocht, kwamen ze na een kwartiertje klimmen tamelijk ongeschonden boven bij moeder-de-vrouw Tista en naamgever Boli. Hun gebruikelijke geronk voor eenmaal zwaar oversnurkt door het Neder-Iberisch koppel dat direct in slaap viel met nasale dB’s als van de Toengoeska-of grote Siberische Explosie, die op 30 juni 1908 plaatsvond bij de rivier de Stenige Toengoeska in het gouvernement Jenisej, ten gevolge waarvan in een omtrek van zo’n 30 tot 40 kilometer alle bomen aan de basis werden afgerukt.
Ontdaan van hun dB-record te zijn ontdaan, werd die winterse dag door de altijd voor een geintje “in” zijnde Boli uitgeroepen tot Internationale Dag van de Sterto. Iets wat verder de lokale UIT-agenda niet haalde.
Een dag later, maandag, moest het tweetal in alle vroegte terug naar Torrelavega. Daar wachtte niet alleen een kroeg die open moest, maar stond buiten voor werktijd al een trits arbeiders die zo droog niet wilden en konden functioneren en een wijntje of een glaasje sherry beliefden. Om 05.59 uur slaagde Maria er in de sleutel in het slot te steken en het flesgerinkel een aanvang te laten nemen. Dat zij er zoals gebruikelijk mooi, fris en fruitig uitzag viel allang niemand meer op.
Ton Lebbink, die op maandag-mandag altijd vrij was, zette zich in een relatief rustig hoekje en begon te schrijven dat de stukken ervan afvlogen.
B-Lontje = B-Londeleen (4:18)
(Hongerwinter, 1982)
Wat sta je nou te kutten. Last van plankgas?
En doe je soms de ronde elk uur van de seconde?
B-Londe truttigheid
verpakt in panter-panty-pipo-pijpen;
knijpen billen tot een prop met je borsten achterop en …
onovertreffelijk trappen naar de bloemenbuurt.
Waar de hippies wonen. Weet je wel.
Schandaal. Vergeet ’t maar.
Zwarte speed-ogen blikken zonder pillen om te slikken.
Snuif ’s door, ’t is fris vandaag.
God je mot je potje pezen. Winkelhoer.
Met je spitse spitzen in je kop.
Loop je weer te kicken,
je wonden af te likken.
Slopen sloerie sletten korte metten lange wijlen stenen keilen, babbelschuim!
Beleef de ware hartstocht oude man.
Beleefd en onwaarachtig.
Weet niet wat te zeggen.
Kijken, kijken.
Zie wat grafgewelfde ellebogen snoepen in de maxi-taxi-ori-paxi.
Spelen met de Übermensch. Naar mens!
De uitgezakte maniakken, slakken, bij de pakken neer en opstaan. Tegenstanders om pollen is de hobby van de middelmaat.
Druppels gloeien op de plaat.
En jij. Jij met je krantenkop.
En je afgezwaaide ogen.
Zware ogen, roetpupillen, spillebenen zwijgen. Zwijgend geld.
‘Nog steeds gebrek,’ zei de gek.
Zei de psychie dood nerveus.
Ik zei: ‘Verweg en eet BROODNODIG, BROODNODIG, BROODNODIG, BROODNODIG, BROODNODIG!
Leentje Leerde Lontje Lopen Langs de Lange Lindelaan.
B-Londeleen.
B-Londeleen.
B-Londeleen.
B-Londeleen.
B-Londeleen.
B-Londeleen.
Gedicht op muziek
Ton Lebbink
Tekstverhaal
Peter Joore
Fotografie
Beaty Czetö