Waarin de kennismaking van stof wordt ontdaan

Ton Lebbink: Even voorstellen II?

Ton Lebbink: Even voorstellen II?

‘Zo’n tulpglaasje Laphroaig is een uitstekende voedingsbodem om te beginnen met mijn kennismaking van de toen nog Vier Van Het Bier en Andere Dranken, Caroline. En laat me niet lullig doen, schenk de rest gerust ook wat bij.’

De handelsreiziger uit de Achterhoek ging er eens goed voor zitten terwijl dienster Caroline de kelken en een koffiekopje bekwaam vulde. De vrolijke spanning steeg, want de ambulant handelaar in kantoorartikelen wilde er nog weleens een kwinkslag uitgooien die aanzette tot de gulle lach en, als er sprake was van vrouwelijke toehoorders, een kletsnat slipje of een vochtig maandverband.

De handelsreiziger uit de Achterhoek
‘Ik was die dag in Amsterdam op kantoorboekenhandelsjacht om mijn nieuwe baas te imponeren met mijn briljante verkoopkunst. Je kunt daarom lachen. Maar ik was jong, net van school en zat boordevol ondernemingslust. Ter voorbereiding had ik via het Groot Bedrijven ABC, een lijvig boek met oranje kaft en blauwe letters, een lijst gemaakt van potentiële klanten. Vroeg gestart stond ik al rond openingstijd op de stoep bij nummer één.
   Het werd een dag van leuren, sleuren, lopen, verkopen, OV (ik had geen rijbewijs), overtuigend praten, smeken en schrijven. Hier verkocht ik een gros pennen, daar een doos aantekenboekjes en een pallet kladblokken en zelfs bestelde er eentje 10.000 paperclips. Dat laatste bleek slechts tien doosjes te zijn. Geen wereldleverantie, maar ik schreef me stijve fikken, een vol verkoopformulierenblok en een lege BIC. Gelukkig had ik er (wie appelen vaart appelen eet) nog wel een paar; van die meest gegeten ballpoints. Ik bezocht die vrijdag negen klanten en boekte een omzet van uiteindelijk 11.157,13 gulden. Ik was de koning te rijk, een gelukkig mens en zocht me een prinses om dit eclatant succes althans die avond en nacht mee te botvieren.
   Nu wil het toeval dat ik mijn eerste werkdag eindigde op de Overtoom. Niet ver van de Eerste Constantijn Huygensstraat. Daar kuierde ik, vol van overwinningsdrift, met stoere passen in. Op weg naar … ja, naar wat? Na enige ferme stappen, goed voor een wereldrecord hink-stap-sprong bij de veteranen, Klasse 90+, zag ik Café Helmers. Niet wetende dat dit Sodom & Gomorra der alcohol en literair verantwoorde dichters mijn nieuwe thuis zou worden, bestelde ik net als later altijd een kelkje Laphroaig. Gelijk Jonathan Hemlock in twee literaire thrillers van Trevanian, vond ik mezelf erudiet, scherp, vechtlustig en tot alles in staat, die dag.
   Er zat een hele zwik van alles-en-nog-wat aan klanten. Wat me opviel was dat naast de gebruikelijke goedkope kout en andere kroegprietpraat de discussie werd beheerst door verstandige klets; een colloquium waardig. Ik zag een druk aantekeningen makende Ton Lebbink, die ik kende van zijn Mecano-drumwerk en een voordracht die ik eens in Aalten had meegemaakt. Een hele beroemdheid in mijn ogen en zo gewoon als een politiek incorrecte beslissing. Daarnaast een oud baasje in ketelpak die Sartre voor hem op de toog had liggen en die onophoudelijk grote denkers foutloos citeerde. Aan een tafeltje naast het raam aan de lange zij van Helmers een ex-filmjournalist die zat te kniezen. Dit omdat Ton Lebbink twee weken eerder Monique van de Ven uit zijn aandachtsveld en slaapmeubilair had gerukt. Caroline keek er ook nog altijd boos van. Zo hoorde ik niet veel later.
   Verder een horde wijven van jong tot oud, van mooi tot gekreukt, van aantrekkelijk tot saai als de Bijbel; het Onbewezen Stellingenboek. Het was me een drukte van belang en ik besloot ter plekke in dat Huis van Plezier & Andere Pret voortaan de vrijdag tot en met zondag mijn verdiensten, financieel en anderszins, te grabbel te gooien.
   Zo, dat was mijn bijdrage.’

De glazen waren leeg als het hoofd van Rutte & Co. Gelukkig wist Caroline hier goed raad mee en (gespeelde) revolte werd aldus soepel voorkomen.

Dominee Douwe Dogma
‘Tsja, dan nu ik. Ben er als laatste bijgekomen. Niet van Abel ben ik wel degelijk een noorderling. Dat kun je horen ook. Net als bij de handelsreiziger uit de Achterhoek vormen wij de provinciale couleur locale van dit inmiddels tot de Vijf Van Het Lekkere Wijf en Allemaal Tongstrelende Dranken omgetoverde clubje.’

De ex-predikant goot zich snel een glas Château Ravage in de strot. Zijn ogen twinkelden als diamantjes in de tiara van Miss Universe. Hij stak een lullig light sigaretje aan en inhaleerde diep alsof het hier frisse lucht uit Vlaardingen betrof.
   ‘Wodka en de kansel, het was jarenlang een prima combinatie. Tot de Russen het kapitalisme ontdekten, zichzelf verrijkten en op vakantie gingen naar het noorden van Nederland. Stond ik op zondag ineens tweemaal daags met een kerk vol ex-Stalinisten en Brezjnev-aanhangers en, als ik niet te veel ophef maakte of ambras, een mond vol tanden. Want naast wodkaslempen en ваше здоровье of vashe zdorov'ye brullen is mijn kennis van Rusland en het Russisch vrijwel nul, nihil, noppes, nakkes, nada. Althans, dat schreef Jan Cremer. Buiten was er oproer, want daar stonden de vaste kerkgangers. Die waren met grof geweld geweerd door de Kozakken. Nog voor de ware revolutie plaatsvond had ik een schrijven van de paus op zak en was ik ontslagen. Ik vluchtte als een dief in de nacht naar Amsterdam. Sliep daar met de eerste de beste kunstzinnige met twee pronte borsten die ik tegenkwam en was gelijk verliefd: op haar en op de stad. De liefde bij haar zat niet zo diep als mijn lid lang was en na een nachtje rollebollen vertrok ze spoorslags naar Griekenland, haar moederland, haar bakermat.
   Verdoofd van liefdesverdriet sloop ik als een geslagen hond door nachtelijk Amsterdam tot ik tegen sluit Café Helmers zag en anoniem maar duidelijk dorstig naar een glas en enige verklaringen entree maakte. Caroline hier, hij knikte naar de pronte dienster die verveeld naar de halflege glazen tuurde, leerde me van de Laphroaig en opende haar warme edoch imaginaire binnenste voor wat later in een hele serie goede gesprekken uitmondde. De rest is geschiedenis.’

‘Poeh, dat is heel wat informatie,’ zei een vrouw die alles vanaf een zijtafeltje had meegeluisterd. ‘Jullie zullen wel dorst hebben van al dat georeer. Ik trakteer. De sfeer veranderde op slag. ‘Hiep hiep hoera,’ klonk het uit vele kelen. Neelie S-K-P, want die was het, voegde zich bij de heren aan de toog, zei: ‘Proost,’ en stelde niet veel later voor om te gaan Monopolyen. Haar favoriete bordspel en lekker tijdpasserend met zes gelijkgestemden.

KLACHTEN

beweegt u voldoende dagelijks?
slentert u voldoende 's nachts?
 
dát zijn geen klachten
dít is geklaag.
 
úren heb ik op de roltrap vastgestaan
mijn konijn heeft zes haasjes gekregen
 
mijn Vlaamse reus ...
(hier weet ik niets op te verzinnen)
 
mijn dril schommelt overdag en af en toe 's nachts
mijn bedorven vocht zoekt moeizaam een uitweg
ik weet me geen raad met dat speldenkussen
dat olifantenslurfje had van mij niet gehoeven
toen de prinses haar knuppel hanteerde werd het witte paard
én de prins nietsontziend gruwelijk ...
(hier weet ik alweer niets op te verzinnen)
 

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö

Gedicht
Ton Lebbink

06-10-2021