Vakantie als bewustmakende uitlaatklep (IV)

Ton Lebbink: ‘En voort langs de Franse zuidkust!’

Ton Lebbink: ‘En voort langs de Franse zuidkust!’

‘Dag Toulon. Het ga je goed. Eens zal ik wederkeren.’ Iemand met een transistorradio op prettig geluidsniveau had kennelijk een zender gevonden waarop mooie chansons ten gehore werden gegeven zonder hinderlijke dj-praat. Deze miniradio behoorde toe aan een ravissante vrouw, die als twee korrels woestijnzand leek op Dalida. Ze neuriede dan ook zoetgevooisd en op de tel juist mee: TGigiV l’Amoroso schalde het door de coupé.

Ton Lebbink bood haar een zelf gedraaid sigaretje aan dat zij dankbaar aanvaardde. Hij gaf haar een vuurtje. Met de hand schermde hij het vlammetje af van de wind die door het open raampje binnen woei en rook en passent haar gekmakende parfum. Het weer bleef maar subtropisch al keek de verveelde conducteur arctisch. Naast de dichter en de Arabische zangeres onthield het boemeltje zich van verdere passagiers.

Het was een wonderlijk apart duo dat daar de middelste coupé van het middelste rijtuig bevolkte. Zij: bruine ogen, iets meer dan halflang blond haar met hier en daar een puntje uitgroei en een mond om te kussen. Los nog van haar magnifieke torso een wonder der natuur. Dat deed de dichter (stoer, kort donker haar, efficiënte bril, lange leren jas aan een haakje) dan ook met liefde. Kussen was hem niet direct met de familiaire paplepel ingegoten, maar als er iets was dat hij snel had geleerd op deze reis … Het werd zijn tweede echte menselijke ervaring die hem overigens niet alleen geestelijk deed groeien.

Na Toulon ging het via Le Pradet en Carqueiranne naar Hyères en La Londe-les-Maures. Hier stopte het boemeltje voor wat extra kolen en water. In de tussentijd kocht gentleman Ton Lebbink drie croissantjes en twee plonzen op koffie gelijkende surrogaat in een kartonnen bekertje. Het mocht de pret niet drukken.

Op enig moment, de uit drie stellen bestaande trein bevond zich inmiddels ter hoogte van Plage du Grand Jardin, begon Dalida met een ganzenveer en een potje goudkleurige inkt te noteren in een roze opschrijfboekje. Ze zocht aanvankelijk naar woorden. Na enige tijd wist Ton Lebbink:

Nog een woord, nog maar een woord
Woorden en woorden en woorden
Luister naar me
Woorden en woorden en woorden
Ik verzoek je
Woorden en woorden en woorden
Ik bezweer je
Woorden en woorden en woorden en woorden
En nog meer woorden die je in de wind blaast

De dichter uit Amsterdam, een taalpurist pur sang, was Dalida met hart en scrotum toegenegen, maar vond dit woordenrijke liedje aanvankelijk waardeloos. Tot het moment dat zij haar stilzwijgen doorbrak en begon te zingen. Nachtegalen zwegen, mussen trippelden over perron één, de wind ging liggen. God, wat klonk dit mooi! De latere frietbakker van de FeBo werd er stil van en toen de van oorsprong Arabische merrie vroeg hoe hij heette, zei hij pardoes Alain Delon. En dit nu is de ware reden dat niet de naam van de landelijk bekende taalvirtuoos als medeschrijver bij dit liedje staat, maar die van de latere acteur.

Vrijend en neuriënd brachten zij verder de tijd door. De arctische conducteur was inmiddels naast de machinist gezeten. Op ging het verstrengeld tot aan Le Lavandou. Daar stapten Dalida en Ton Lebbink uit. Ze sliepen bij een oudtante van de zangeres in het feeërieke tuinhuisje en verbleven daar een week tot het voor haar tijd werd om naar de Parijse studio’s en verdere muziekwereld te gaan. Ton Lebbink hield zich vast aan zijn niet omschreven reisplan. Ze namen afscheid met wat later bekend werd als de Franse Kus. Ze zagen elkaar nooit meer terug, anders als dat Ton Lebbink voor het vierkante tv-toestel de zangeres in zwart-wit met de kriebel in de schaamstreek regelmatig terugvond. Eén keer zelfs bij Willem Duys, maar dichterbij is hij nooit meer gekomen.

DE STILLE HAAT VAN DE KLASBAK 

Onze held fietst van Amsterdam naar Livorno.
Door kou en regen heeft hij zich tot Briancon
geworsteld, alwaar de alpen op hem wachten ...

16e mei, donderdag,13e dag
Als je een goeie fiets hebt, maak je geen geluid en
loopt elk beetje waakhond geheid amok als je zo
stilletjes aan komt sluipen. De hels reis al ben ik gered
door effectieve wurgbanden en onbuigzaam hekwerk.

Ook dit keer is het mis als een schuimbekkende
mensenvriend in bloeddoorlopen razernij watertandend
op me af-sprint. Gelukkig staat het hek open en reduceert
een mij tegemoetkomende bestel-eend de woeste aanval
tot zieltogend gerochel.

Gerechtigheid! Dat noem ik nog es twee vliegen in een klap
De eigenaar staat erbij alsof zijn schuurtje zojuist is verpletterd
onder een verlate dropping Zweeds wittebrood.

Wordt vervolgd.

Gedicht
Ton Lebbink (1985)

Tekst
Peter Joore (2022)

Fotografie
Beaty Czetö (2011)

03-03-2022