Douwe Dogma en de tafelpoot

Ton Lebbink & een ontkerkelijkende zoever

Ton Lebbink & een ontkerkelijkende zoever

‘Monogamie op café is het drinken van slechts één dranksoort. Voor zowel klant als, in dit geval, dienster is dat geen uitdaging. Smaakpapillen verschralen, de kunde tot shaken van verscheidene smaken verarmt.’ Ex-dominee Douwe Dogma zei er in stilte nog altijd en ongeacht het onderwerp “Amen” achteraan.

‘Ik weet het,’ Ton Lebbink, die zichzelf aan de toog immer met aan anderhalfje in leven hield, niet direct een sprookje onder de dranken en zeker geen cocktail, was het al beduidend gevarieerder dan platte pils, dode wijn of uitgezakte Campari (‘Ga je nog op kamp Arie?’ ‘Je never can tell!’).

‘Zoals je wellicht weet heb ik op jongere leeftijd, als onderdeel en keuzevak op het Comilliaanse seminarie, de immense schoonheid van de smaakpapil ontdekt, getraind en ontwikkeld.’
   De dichter nam een nip en een slok, zuchtte en knikte zwaar met het hoofd richting Caroline; na al die jaren nog steeds zijn favoriete barjuffrouw in zowel theorie als praktijk.
   ‘Er was daar in Cantabrië een Venezolaan, ene Icarius Cruz, waarvan ik het gevoel had dat hij ondanks alles nog nat was achter de oren, die op een bedachtzaam moment zei: “De drank die ik niet lust moet nog worden gebrouwen, gestookt of gedistilleerd.” Toen hij dat zei, bekroop mij de neiging ter plekke de meest uiteenlopende dranken in een ongewassen emmer te mikken, er een hand gedreven roerstaafje in te laten draaien en het hem voor te zetten ter verificatie. Denk aan whisky, vanillemelk, drop, zout, handcrème, peper, (w)rattenverdelger, chocolade, …, dat soort werk.’

Ton Lebbink vroeg zich zuchtend maar verder onhoorbaar af waar de gesjochte ex-eerwaarde ditmaal naar toe wilde met zijn buitenkerkelijk georeer. Hij deed er vooralsnog het zwijgen toe; een spraakverbod uitvaardigen deed hij niet snel naar vaste gasten, maar Douwe Dogma was nochtans een relatieve nieuweling en soms de reprimande meer dan waard.

‘Het aantal dranken op aard’ is talloos en de hoeveelheid smaken een stuk minder. Wie zijn vaste drank consumeert is geen vreemdgaand medemens en geen bedrieger van huiselijke alcohol. Diegene die …’
   Toen een zoever. De klap kwam ditmaal van rechts. Ex-dominee Douwe Dogma vloog van zijn kruk en sloeg met zijn hoofd tegen de eiken poot van de leestafel. Daar bleef hij roerloos liggen. De kwastjes van het afhangend Perzisch tapijtje zachtjes bengelend tegen zijn oorlel bewoog er tenminste nog iets.

Even was het stil. Toen een andere zucht; Caroline haalde hoorbaar adem: ‘Ruim je wel zelf je troep op, lief. Ik heb het al druk zat zo met dat volle terras.’

GEDACHTEN VAN TON LEBBINK
(‘Wat dacht je ervan dan II?’)

Vijf haren had ik nog maar.
Vijf dierbare haren:
Peter Bart Sjaak Fons en kleine Hans.

Peter verdween in een stofzak.
Bart rust op een kussensloop.
Sjaak verstopt een afvoerput.
En klein Hans?
Hans was maar een krulletje.
Kleine Hans is uitgeroeid.

Alleen Fons, min lievelingshaar.
Is niet onopgemerkt gevallen.
Ober Ober Ober!
Er zit een haar in mijn soep.

Fons, jij was mijn favoriete haar.
Jij zat altijd goed.
Jij hing voor mijn ogen, bedekte mijn oren.
Jij verhulde als geen ander mijn lelijkheid.

Zonder jou weet ik niet meer wát ik was.
Een lichaamshaar wordt gekoesterd óf uitgeroeid.
Jij was mijn hoofdhaar, uitverkoren.
Ik heb met jou mijn gezicht verloren.

Ik heb je gewassen gekipt geschoren.
Ik heb je met een muts beschermd.
Wij hadden samen grijs kunnen worden.
Ik ben voorgoed mijn scheiding kwijt.

Je had nog een functie kunnen hebben.
Een leven na de dood.
Ik had je kunnen flossen tussen mijn tanden.
Kunnen voorstellen aan Max, mijn favoriete kies.

Weet je nog?
Toen bij de kapper?
De kapper wist het beter, krullen waren uit.
Onzeker als wij waren wist de man van stijl.
De tijdgeest, die bepaalde hoe góed je zat.

Weet je nog?
Die kopstoot van toen?
Toen je in de war was?
Ik heb je weer keurig in het gelid gelegd.
Tussen Peter Bart en Sjaak.

Weet je nog, Fonsenkindje,
Samen druipend van het zweet?
Toen je puntje was gespleten?
Een schizofreen is nóóit alleen.
Ik werp een laatste blik op jou, mijn Fons.
Hoe je stapvoets door de ober naar de keuken wordt gedragen.
Hoe je, in een vetoog van de groentesoep,
Voorgoed uit mijn gezicht verdwijnt.

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö

Gedicht
Ton Lebbink

 

 

03-06-2021