Rossana Bossaglia Bellezza had haar kanariegele bolide nog niet eens op volle snelheid van de matig bezette parkeerplaats van Passo Oscuro laten ronken of Ton Lebbink neuriede al van pret en opkomende wellust een vergeten nummertje van ene Gianluca Grignant met de radio mee: Op naar het Paradijs!
Net als de aanstormende dichter uit Amsterdam-noord bezat deze zingende jongeling de uitstraling van een adonisje: twee schouders vol halflang haar. Quasinonchalant gedrapeerd. Met zwoele blik, lui achteroverleunend op een gemakzuchtig ogende fauteuil, kijkt hij ook vandaag de dag nog vanaf de hoes feminiene aspirant-kopers, eivol driftig rondspringende hormonen, liefhebbers hunkerend en verwachtingsvol aan. Dat hij is gekleed als een eigentijdse Oscar Wilde helpt nu pas, de plaat is ruim drie decennia oud, om van de meisjes af te komen.
Einde middag rond Rome. Om van de stad weg te geraken moet Rossana een niet bestaande route nemen daar de rest van oudsher richting de stad der steden leidt. Een pad met groene borders leidt hobbelig naar elders. Rechts met regelmaat een blauwe glimp die de Middellandse aangeeft. Ze gaan naar het zuiden met heel veel oost. De kanariegele Dino van Rossana neemt soms afscheid van het wegdek. Er zijn tragere manieren om vooruit te komen.
Van haar tijdens het rijden genagellakte handen houdt links zich stevig aan het stuur vast. Rechts, de bof hand, rust kalm maar bewust op de dij van Ton Lebbink. Zij kruipt en krabt dichter naar waar de benen uiteen plegen te gaan. Kruistocht in spijkerbroek. Hij geniet. Niet enkel van het ritje op vier banden.
Water, zand, hitte.
Helmgras, gifsla, wijnakkers.
Rommelig, filmisch, Italiaans.
Rossana is zevenentwintig. Gelukkig geen muzikant of anderszins artiest. Het had anders zomaar haar laatste levensjaar kunnen zijn. Korte laarsjes, zwarte leren broek, strak T-shirt (ook zwart) met driekwart mouwen, lang zwart haar dat glanst in de zon, ze kan zo mee in een Russ Meyer film. Ze zou zeker niet misstaan in Die Satansweiber von Tittfield. Het gezicht van Rossana is echter fijner getekend. Minder hoerig dan het facie van Tura Satana. Daarbij kon de hoofdrolspeelster niet eens een fiets fatsoenlijk van A naar B peddelen.
Haar archaïsche villa staat op een heuvel met uitzicht. Ton Lebbink denkt aan Fellini. Panoramisch en vol kijkgenot voor wie de natuur van harte is toegedaan. Omzoomd met oude bomen die van geen papieren toekomst weten willen. Ook hier lijkt netvliesstreling de opmaat voor een lichaamsbreed vervolg.
Op het kronkelige pad omhoog (een echte oprijlaan) staat een oude vrouw in bloemetjesjurk. In haar hand een hark. Met het andere kwintet zwaait ze ten teken van goedendag. In haar mond één tandje. Haar gezicht verweerd zie je dat zij eens een knappe verschijning is geweest. Haar ogen lachen.
Rossana zwaait terug.
Het ouwetje roept iets in het Italiaans.
Ton Lebbink werpt een glimlach haar richting uit.
Rossana schakelt naar de derde versnelling. Ze gaan trager nu.
‘We zijn er,’ fluistert Rossana. Ze zwaait acrobatisch uit haar bolide. Ton Lebbink opent het portier. Ze pakken hun reisbescheiden van de achterbank en lopen naar de zeker vier meterhoge dubbele voordeur van Frankensteinallure. Hij kraakt onheilspellend als ze hem opendoet. Dan zijn ze binnen.
Er staan fantastische meubelen.
Aan het plafond - gecentreerd - een reusachtig chandelier.
Ton Lebbink zou hier geen poetsvrouw willen zijn.
De ontluikende dichter zou hier best wel langer willen logeren. Levenslang is soms een prima alternatief voor de snelle dood. Maar eerst krijgt hij een glas rode wijn. Ornellaia Masseto zo te zien. Hij wil zitten met gestrekte benen na de krappe dollemansrit. In de zon desnoods.
Ten einde raad (waarom?) schrijft hij het laatste deel van zijn eerste meer (vier) delige gedicht. Straks gaat het er een maanlichtperiodelang wellicht niet meer van komen.
DE STILLE HAAT VAN DE KLASBAK (slot)
Of ik hier in de buurt mijn fiets kan laten maken.
Ja, dat kan en even later ben ik met mijn achterwiel
naast haar man in een opgevoerde Fiat op weg,
naar Pinerolo, 30 kilometer verderop, waar ze mijn
velg vernieuwen en het wiel na het vlechten van
de spaken zullen thuisbezorgen. Twee, het is.
Terug in het hotel vraagt de dochter na mijn tweede
biertje of ik over tien minuten eten wil. Ik dank U.
Ik bevind me te Rouro in Albergo/ Ristorante
"Cacciatori di Miretto" - op woensdag gesloten.
Mazzel dat het donderdag is.
Gedicht
Ton Lebbink (1985)
Tekst
Peter Joore (2022)
Fotografie
Beaty Czetö (2011 of toch 2010?)