‘Mijn ouders hadden ongelijk, ik dronk helemaal geen schroom van me af. Nooit gedaan ook. Ik dronk vanwege onlesbare dorst. En dat had kleine bijwerkingen. Ik was onverzadigbaar en ongemerkt werd Prinses Alcohol mijn beste stapmaatje als ik al het ene been recht voor het andere wist te zetten. Dronkenschap? Ik raad het ieder aan mits mist je favoriete weertype is.
Weet je wat het is met Prins Dronkenschap? Hij is het ongemerkte voorportaal, de non-culinaire antipasta van Koning Delirium. Het kloppend hart dat je kop uiteen doet spetteren van te veel baarlijke nonsens en frequent maar ongewenst heigedreun.
Ieder jaar weer eind april op straat bloedserieus met twee flessen in evenzovele handen Oranjebitter Boven zingen als je de Gouden Koets ziet passeren. Dat getuigt pas echt van verminderde waarnemingszin en onbedoelde majesteitsschennis. Zeker als de klok een uur of wat na middernacht heit, de meeste mensen thuis aan de Miles Davis klinkende stereo gekluisterd of tussen de klamme lappen hoopvol aan gezinsuitbreiding liggen te denken, dan ben je aldus goed van het pad af en het daarbij rond de jaarwisseling blijkt te zijn.
Voor mij is drinken zoiets als een inlaat zonder uitlaatklep en aan drinken denken terwijl je aan het drinken bent. Het is innemen zonder maatgevoel, gedachteloos druppelen in eigen body, smeren zonder daadwerkelijke olie en van de ene dag ongemerkt de andere maken.
Liefst rook ik er een Zware van de Weduwe bij. Vreemd als je vrouw bent, misschien het lekkerste stukje tabak op aarde dat de longen genieten laat. Nee, voor mij geen rookverbod. Zelfs wat ik dagelijks op niet vloeibare wijze tot mij neem is of althans lijkt van de rokerij afkomstig. Denk aan ham, spek, paling, zalm en zelfs Laphroaig en Lagavulin doen me daaraan denken.
Zet daarbij een plaatje op van Smokey Robinson, liefst Smoke Gets in your Eyes en het plaatje, dat niet geschilderde meesterwerk is compleet.
Het enige wat me bijtijds richting woonstee trekt is dat ik daar mijn garderobe van me af kan laten glijden. De kachel op gloeiend, naakt op het berenvel met een gevuld glas en muziek. Dat is je ware …’
Haar tirade leek voorbij. Dromerig keek ze om zich heen en haar blik eindigde in de starende ogen van Ton Lebbink. Hij glimlachte de glimlach aller glimlachjes en noteerde in schotschrift haar bijzondere woorden.
‘Dus hop, trek je anderhalfje leeg en waggel met mij mee. Ik gebruik niet de woorden “kachel”, “dronken” of “aangeschoten”, maar wil je als secondant over straten en pleinen scheuren tot we bij enige voordeur zijn aanbeland, die mijn sleutel in het slot rond laat draaien.’
Nu keek dienster Caroline kwaad als een pier. De lacherige gezelligheid zakte richting vriespunt en dwars daardoorheen. Ze zei: ‘Ik zal je deze wandeltocht besparen. Er zit aan mijn Ton geen stukje vlees dat niet al door mij meervoudig is aangeraakt met hand, voet, tong, huid of zinderende schaamdelen. Onze energie doet anderen sidderen en zal degene die van geen waarschuwing weten wil tot as doen vergaan. Wanneer je mijn dichter bij je wil moet je door roeien en ruiten van mijn vlees en bloed. Daarbij zal een slachtoffer vallen en ik vertel je: dat zal ik niet zijn. Wee je gebeente!’
Even was het ongemeen stil. Toen: 'En je kunt een kop metc haar hebben als een hooiberg en lullen alsof je de ene met de andere Olympische Spelen kunt verbinden, maar met mij ben je nog niet klaar als je mij tegen mijn coupe instrijkt.'
Om de ijskoude uit de cafélucht van Helmers te halen voegde de nog altijd onbekende monologe van dienst er nog een slotzin aan toe: ‘Liefde is van iedereen. Daarop heb ook jij geen patent, barserpent. Nu, bel me gerust een taxi. Zo gaat dat immers elke keer.’
DE SOM VAN KILO
Tijd is te vroeg of te laat.
De 100 meter kan sneller dan voordien.
Ook later.
Het kogelstoten eveneens.
Snelheid maal zwaartekracht.
Is de snelheid van het gewicht.
Gedeeld door de som van de kilo.
Tekst
Peter Joore
Fotografie
Beaty Czetö
Gedicht
Ton Lebbink