Ton Lebbink & De Grote Openbaring?

Spaanse vlieg verstoort geen nachtrust & geeft geen griep

PLAYA DEL SOL - Het weer was prima, bleef prima en zou volgens het Koninklijk Spaans Meteorologisch Instituut prima blijven. Iedere dag was het opstaan, douchen, afdrogen, aankleden, ontbijten, wandelen en om de zoveel uur smeren met factor ontelbaar. Net zo lang tot de schier omgekeerde volgorde was bereikt en ze getweeën de sponde weer indoken.

Ton Lebbink & De Grote Openbaring?

De huid van zowel Caroline als die van Ton Lebbink deed na twee weken Spaanse kust niet onder voor het lichaam bedekkend perkament van Charles Bronson enige jaren later in Once Upon A Time In The West. Alleen het harmonicaliedje ontbrak er nog aan. Net als de als blauwe bonen vermomde kogels.

Verkleed als twee vakantiegangers, die niets anders te doen hadden dan als een karbonaadje bakken in de Iberische zon, sleet dag-na-dag hun buiten-steedse besteding per vierentwintig uur een etmaal van hun overigens niet onprettig leventje af. Maar er ontbrak iets aan. Namelijk de ware zin van het leven. Natuurlijk was het lekker wakker worden met ramen en deuren open en de zon in je melis. Ook was het fijn dat ze niets anders te doen hadden dan van alles een rommel maken, kleding dragen tot het stonk en ranzig werd en nergens anders verantwoording voor dragen dan nergens iets op te lopen als bijvoorbeeld de Spaanse griep die enige decennia eerder wereldwijd had huisgehouden en dood en verderf over de vijf continenten had uitgestrooid.

Ton Lebbink schreef soms iets wat een gedicht kon worden. Nimmer geraakte de literaire ingeving tot een eind. Hij bewaarde zijn schrijfsels wel en eenmaal kon Caroline lezen toen hij naar het toilet was:

De klank van Spaanse gitaren
klonk als liefde op bed
vleselijke liefde in een Spaans bed

doordat zij nakend bloot lag
omdat haar lichaam nooit genoeg had
ontbrak het de dichter na verloop aan ware pret

zweet van constant zwoegende lijven
die de ware liefde verraadden
klotsten er liters zout water in het Spaanse bed

Toegegeven. Het was niet echt slecht. Maar het bleef verstoken van ware passie. Het was te zorgvuldig opgezet en het gedichtje miste doel als een blinde spits voor open goal. Bij DWS hadden ze betere aanvallers. Hij dacht aan Voetbalknieën en ander lichamelijk ongerief.

Liters wijn, kilo’s tapas. Dit, in het kort, was de ware kern van hun samenzijn. Niet dat ze baalden. Oh, nee. Ze hadden pret voor tien. Dat bleek echter niet altijd vijf per persoon. Soms verlangden ze naar regen en eenmaal zelfs naar sneeuw en ijs. Een ouderwetse Hollandse storm desnoods. Het kwam er niet van. Het Koninklijk Spaans Meteorologisch Instituut had de weerkundige touwtjes strak in handen.

Eenmaal zagen ze een mannetje met wit haar en het uiterlijk van een ontevreden rechts politicus wie elke buitenlander in eigen land er een te veel was en die ze enige decennia later vaak terugzagen op tv. Caroline zei tegen hem: ‘Geert, je moet je niet zo laten ondersneeuwen in de discussie.’ Hij zei met Limburgse tongval: ‘Ik? Me onder laten sneeuwen! Never nooit.’ Waarop Caroline (met een glimlach van oorring tot oorring) zei: ‘Oh, hoe komt je dan aan dat witte haar?’

Zulke leuke ontmoetingen bleken schaars en verder bleef het vrijetijdsleven kabbelen als futloos water op een windvrije dag. Eens charterden ze een auto bij een verhuurbedrijf met de curieuze naam: Seats & Sofa’s. Je kon er kennelijk ook zitmeubilair huren. Ze karden naar het binnenland. Daar waar de temperatuur opliep tot bijna 50˚ Celsius. De ramen opengedraaid stroomde de transpiratie vrijelijk tot er plasjes lagen rond hun voeten. ‘Dit is geen doen,’ zeiden ze tegen elkaar.

Op een terras met schaduw, een unicum in die regio, lesten ze niet zozeer hun dorst als wel dat ze beider vochtverlies aanvulden met gekoelde rode wijn. Nog geen fles later waren zowel Caroline als Ton Lebbink kachel en lalden ze volop. Een uurtje in een hangmat werkte beter al droomden ze van alles dat maar te maken had met slecht weer. ‘Een hoopvolle dagmerrie,’ zei Caroline grappend.

Het binnenland vereiste weinig gas. Stuurmanskunst bleek verre van triviaal en de ene bocht was nog niet genomen of de andere diende zich alweer aan. Ze reden hoogstens veertig in het uur. Ton Lebbink, die geen rijbewijs had zodat de Guardia Civil hem dit ter gelegenheid ook niet af kon nemen, kreeg pijn in de armen: Stuurbekrachtiging uitvinden schreef hij achterin zijn aantekenboekje.

Tegen schemer was de Seat 1400 (*) weer ingeleverd. Nog snel een flesje Orujo en weer was er een dag voorbij. Nog altijd had Ton Lebbink zijn allesbepalende vraag niet gesteld.

(*)
De SEAT 1400 (een automobiel) was een kopie van de Fiat 1400. Een Mittelmeer-combi van Italiaanse onderdelen die in Spanje werden geassembleerd. Het was de eerste auto van het Spaanse merk dat in 1950 was opgericht. De eerste SEAT 1400, die waarin Caroline en Ton Lebbink zich die hete dag van en later weer naar de kust voortbewogen, werd van 1953 tot 1955 gebouwd. Onder de motorkap een 1,4 liter vier-in-lijnmotor, uiteraard ook van Fiat, waaraan de auto de naam ontleende. Die motor (een waar beest in die tijd) leverde 44 CUNA pk en gaf de auto een topsnelheid van 116 km/u.

ALS KIND

Ik ben graag alleen
ook als kind
omdat ik mezelf aangenaam gezelschap vind

van lucifers kon ik boten bouwen
platte boten op het kleed
ook was ik goed in de galgen
platte galgen
met lucifers spelend
een strijkkwartet

als kind wilde ik tamboer majoor worden
bij de fanfare met stoere handschoenen
die ketel voor je buik op zijn donder geven
uitgedost als portier van Tuschinski

Gedicht
Ton Lebbink

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö

Informatie Seat
Wikipedia

19-06-2024