Ton Lebbink, in 1944 geboren te Amsterdam, behoort tot een generatie van moderne dichters, waarvan hij als enige (maar niet alleen) aan de basis stond van de enige jaren later door de toenmalige jeugd massaal omarmde rapmuziek.
De gedichten van deze Hollandse poëet onderscheiden zich van het grauw door hun stadse rijkdom, zowel wat de woordkeuze, de volgorde der dingen en wat de rake beschouwingen van het metropolitaanse betreft.
Zijn Voetbalknieën, Het Ei en Fietsen op het Mittelmeer zijn stuk-voor-stuk briljantjes waar de groei nog altijd niet uit is. Onder dichters is hij de taalvirtuoze IJzeren Maagd met het almaar helderder klinkend vlies. Hij is zo magisch dat het niet realistisch meer is.
Op zijn elpees Luchtkastelen en Hongerwinter (beide begin jaren 80 van de vorige eeuw) mixt Ton Lebbink een avant-gardische hoeveelheid Mecano-gerelateerde muziek met staccato uitgesproken grote mensen woorden. Hij smelt bizarre ideeën en beklijvende ritmes aaneen als een professioneel, gepokt en gemazeld lasser twee stukken staal.
De humor in zijn nauwkeurige beschrijvingen van het Amsterdamse leven laat zich raden als het niet en nog altijd wordt afgewisseld met dieptrieste beschouwingen van eenzaamheid waarna Stil Thuis een tranen trekkend voorbeeld heet te zijn. Dé zakdoekhit van vorig millennium.
Met bij vlagen suggestieve beschouwingen trekt hij het nut van junks in twijfel, laakt geluidsoverlast van Luchthaven Schiphol en weet dat bruinverbrande vakantievluchten op oliebasis het ergste zijn van het ergste, maar dan erger.
Wie met Ton Lebbink geen raad weet heeft er geen snars van begrepen. Die moet opgesloten, opgezet, heropgevoed. Spanning en levenslust met een vet knibbelig Amsterdams levenszwoerd; dat is zijn wel zeer gewenste bijdrage als de kers van de Vaderlandse literatuur op een verder kansloze taart.
Ton Lebbink is een held. Hij wordt nog altijd veel gemist.
DE DERTIENDE
De eerste keer.
De tweede keus.
De derde dinsdag.
De vierde mei.
De vijfde colonne.
Het zesde zintuig.
De zevende hemel.
Het achtste wereldwonder.
De negende maand.
Het tiende gebod.
De elfde van de elfde.
De twaalfde man.
De dertiende van dit dozijn.
Gedicht
Ton Lebbink
Tekst
Peter Joore
Fotografie
Beaty Czetö