IRGENDWO - Het vliegtuig, een turboprop, was onderweg van Schiphol naar Spanje niet eenmaal gestopt. Hierdoor moest Caroline, die van de zenuwen zelfs uitslag kreeg in de nek, op grote hoogte plassen. Iets wat ze verfoeide omdat ze dacht dat iemand haar goudgeel water, op een bedje van enige bonkige bruinzwarte keutels waartussen wat gelig dun, op het hoofd zou kunnen krijgen. Wist zij veel dat de KLM enkel vliegende Dixi’s met gesloten water- annex afvoersysteem had.
Onderweg maakten ze ongewenst kennis met een paar hooggehakte dronken tijgerjurkjes uit de provincie. Die maakten herrie voor tien, terwijl het er vier waren. Ooit vierde schoonheid zichtbaar hoogtij bij dit continue giechelend kwartet. Tot er één over de - daar waar het te strak getrokken hoofd aan de onderzijde op hield met het over verjaardagen liegen - rimpelnek ging en het kotszakje te laat werd aangereikt. Hun mannen, zo nog getrouwd of in leven natuurlijk, hadden wijselijk aangeboden op het huis te passen. Die struinden nu waarschijnlijk stad-en-land af op zoek naar verser vlees dan wat deze belegen ijzeren voorraad te bieden had.
Na drie uur vliegen die er vanwege dit luidruchtig dubbelpaar wel dertig leken, zette het toestel wielen aan grond. Algehele opluchting maakte zich met name van Ton Lebbink en Caroline meester. De ontluikende dichter had nog geprobeerd met zijn zwarte BIC een gedicht neer te pennen in zijn aantekenboekje. Hij kwam niet verder dan: Het leven is vanaf de wieg vluchten voor het graf. Een mooie zin, vond hij zelf. Daar niet van. Om het gedicht af te ronden had hij echter rust nodig en die bleek hier niet voorradig.
Het deel van Vliegveld Kamikaze waardoorheen zij werden geleid bestond enkel uit lopende band waarop tassen, koffers en een slapend oud baasje (of was hij dood?) in een rolstoel in hoog tempo voorbijschoven. Ton Lebbink en Caroline hadden niet meer dan het hoognodige gepropt in wat vakjargon technisch handbagage, waarin overigens geen jatten of tengels te vinden waren, heet.
Bij de douane verklaarden ze geen bijzondere goederen - om aan te geven - bij zich te hebben en wilden doorlopen na het tonen van hun paspoort. Het document van Caroline bleek, net als de vier oude vellen op onbestemde leeftijd, verlopen. Hierdoor moest ze van de zenuwen nog eens op stel en sprong plassen. Gelukkig bleek de beambte een coulante en mochten ze vrijwel direct door. Na, voor de zekerheid, via de Dames te zijn gelopen stond niets verder een prettige vakantie nog in de weg.
Buiten een taxi met chauffeur met geolied zwart haar en snor met opstaande Dali-punten. Die bracht hun tegen gepaste betaling (Ton Lebbink was immers na zijn Rijptrip professioneel vakantieganger) in het hotel dat aan de boulevard stond te zonnebanken met uitzicht op strand en - iets verderop - zee. De kamer, een gehorig hok met bordkartonnen muren, deed er niet toe. Zolang het maar schoon was, luidde beider stelregel. Want: vakantie vier je buiten en je bed is voor vermoeide kuiten (en andere lichaamsdelen).
Een tweetal bier werd neergezet. Hun terrastafel gericht op het oosten keken ze naar het Mittelmeer als de twee geliefden die ze dan ook hand-in-hand waren. De glazen fors, verdampten door menselijk toedoen snel. Twee nieuwe glazen volgden waarbij ook een setje tulpglaasjes waarin ijskoude Orujo of Aguardiente; hét Spaans tandenwater bij uitstek. Na enige tijd wisten ze één ding zeker: voorlopig zouden ze geen kiespijn hebben.
Na dit bescheiden Bacchanaal, gelardeerd met wat authentieke tapas in de vorm van gehaktballetjes in tomatensaus, stukjes inktvis (nooit die in eigen inkt, BIC), eiertaart en worstjes met stokbrood, vonden ze het welletjes. Ze kuierden richting strand en zetten na enige aarzeling voet in zand. Aan het eind van deze klein-korrelige kiezelvariant klotste water. Over de breedte van noord naar zuid en omgekeerd golfjes met een wit kopje. ‘Het is net een heel lange puist,’ filosofeerde Caroline die in haar Sturm & Drangjaren nogal last had van acné. ‘Nu nog iemand met heel grote handen om het uit te knijpen.’
Ze zaten geen moment stil al werden snelheidsrecords niet gebroken die dag. In bejaard tempo kuierden zij van hoogtepunt naar hoogtepunt. De ene keer een terras, soms een museum, dan weer een kerk of kathedraal. Het leek wel vakantie. Het nietsdoen zonder tijdsbegrenzing beviel ze opperbest. Toen de dag avond werd schoven ze aan in een sjofel restaurantje met keukenzeil, waaraan je armen bleven plakken als je ze ook maar een seconde langer dan een minuut op dezelfde plek liet liggen, op tafel. De fles rode wijn met plastic wit azijndopje bleek minder ranzig dan gedacht. Een echte prijspakker was het niet, maar alleszins te doen. Zeker met een scheutje La Casera en wat ingevroren oogloze dobbelstenen ex-water een passende vriend van de palingvette karbonade, druipende patat en olierijke zwemsalade. De sfeer bepaalde hier de smaak; zeker niet de culinaire kunsten niet de kok.
Verzadigd, na nog een bakje café solo en wat kleine glaasjes waarin naar spiritus riekend restproduct van de druivenschil, zwierden ze lacherig terug. Ze begrepen die vier hooggehakte tijgerjurkjes met brokkelnagels, die op dat avondlijk moment ongetwijfeld kansloos hijgerig jaagden of lacherig werden gejaagd door patiënten van het blindeninstituut, nu als geen ander.
Eenmaal in het hotel strompelden ze naar boven. Caroline verloor een hak en Ton Lebbink zijn geduld na meer dan een half uur op de krakende trap haar oksels te hebben hooggehouden. Uitkleden en naar bed luidde het onuitgesproken devies. Zowel Ton Lebbink als Caroline snurkte als een kudde ossen tot de morgenstond was ingeruild voor middagslaap en avondeten.
Maar wat daarna gebeurde … is een verhaal op zich …
SCHEURTJE
In Engeland
heten vrouwen nooit Joke
***
Het applaus
het applaus klaagt
dat ze nooit een ovatie krijgt
laat staan een open doekje
***
De vrouw van een senior: seniorita
***
ik nam borsten
nam de mond
nam navel
nam de tenen
nam de dijen
nam de nek
nam oksels
nam de schenen
nam de oren
nam de heupen
nam adem
nam de benen
Scheurtjes
Ton Lebbink
Tekst/verhaal
Peter Joore
Fotografie
Beaty Czetö