Toen Ton Lebbink plaats wilde nemen aan de zinken toog kwam er juist een meterslange en ontaardmooie vrouw binnenschrijden. ‘Schenk mij een Cocoroco en vlug wat, want ik sterf van de dorst,’ zei ze niet echt streng en zo dwingend als je op het eerste moment denken zou.’
Het was daarbij in de wijde omtrek bekend dat dienster Caroline niet voor de poes was. Met name vrouwen die te populair acteerden en de ogen ook maar even te lang op het guitige gezicht van Ton Lebbink lieten rusten konden rekenen op een kat en bij herhaling op een rechtse directe op het kakesement. Het zou de eerste kaak niet zijn die - onder haar in de Achterhoek geharde knuisten - krakend was bezweken.
‘Je hebt geluk,’ zei Caroline poeslief. ‘Ik heb net weer een doos binnen van dat spul. De laatste tijd wordt er veel uit de top tien van sterkste dranken gedronken.’ Ze wees op een metalen bord dat geëmailleerd was bovendien. Het hing naast de deur van het gemengd toilet annex pissoir, zodat wie last had met de lichamelijke controle, wist waarvan het zou kunnen zijn.
10. Bacardi 151 - 75.5%
9. Devil’s Springs - 80%
8. Stroh Original - 80%
7. Vodka Voditxka Cannabis - 80%
6. Absinthe - 75%
5. Bruichladdich X4 Quadrupled - 92%
4. Poitin - 92,5 %
3. Everclear - 95 %
2. Spirytus Rektyfikowany - 95%
1. Cocoroco - 96%
De prijzen van alle hersen verwekende genot liepen niet ver uiteen en veelal voor minder dan een eurootje of tien had je al een glaasje met of zonder ijs. Streng maar rechtvaardig als een Vlaamse rechter zag Caroline erop toe dat niemand, ondanks fanatiek aandringen, meer dan twee glaasjes consumeerde. Eenmaal was zij hiermee de fout ingegaan en de klant (geen vaste, die waren wijzer) kon op het nippertje worden gereanimeerd door de gebroeders van de ambulance. Maar nimmer was de stoere zeeman weergekeerd.
Meisje: ‘Kapiteintje leef je nog? Ik zoek namelijk een zeeman! Liefst eentje met een houten been en een scherpe haak. Handig om hem aan dek vast te spijkeren terwijl hij de pleiterik maken wil en als je de blikopener bent vergeten.’
Het oude baasje in ketelpak kwam binnen en nam in zijn kielzog de ex-filmjournalist, de handelsreiziger uit de Achterhoek en Dominee Douwe Dogma mee. Hij flikkerde pardoes een briefje van €500,- op de bar en zei: ‘Als die op is, roep je maar.’ Toen, tegen Ton Lebbink: ‘Ik heb de illegale gewonnen. Ik heb liefst 4.000 godvergeten pietermannen binnen geharkt met een paar kloppende cijfertjes op een ranzig lichtblauw papiertje.’
Ze stonden rond Ton Lebbink en de ontaardmooie meterslange vrouw die juist haar tweede (en laatste voor die dag) Everclear tussen haar gestifte lippen door laveerde als een stoere kapitein zijn zeilschip schade- en averijvrij tussen het poolijs.
‘Waar is je vriend?’ vroeg de altijd nieuwsgierige handelsreiziger uit de Achterhoek.
‘Welke vriend?’ vroeg ze met een glimlach om haar mond.
‘Hoe bedoel je: Welke vriend? Een ontaardmooie meterslange vrouw zoals jij zal toch zeker wel een vriend hebben in dit leven tussen menig gratis vaccin en talloze kosteloze boosterprikken door, dat Herman Brood er haast zijn graf voor verlaat die gratis shotjes tot zich te nemen.’
‘Ben je gek geworden!’ lachte ze haar maal- en kauw-emaille bloot. ‘Ik zal me daar in de sleur trekken met een vaste jankerd aan mijn zij. Mij niet gezien.’
‘Maar waarom zit je dan hier reclamezuil te spelen als de eerste de beste prostituee. Het ontbreekt er nog enkel aan een prijslijst.’ Een zoever met rechts en de handelsreiziger uit de Achterhoek sliste zonder tanden Café Helmers uit, de straat over, de tramrails passerend en aan de andere zijde de toevallig lege tandartsenstoel in. Hij kwam er die vrijdagavond annex -nacht niet meer uit, anders dan met een stevige verdoving dat zelfs zijn lid niet meer op opstandigheid te betrappen viel.
‘Die is gek,’ zei de ontaardmooie meterslange vrouw.
De klanten van het café lachten. De een besmuikt. De ander bulderend. Maar gelachen werd er. Dat stond als een paal boven water. Het behoeft geen nader betoog dat de handelsreiziger uit de Achterhoek zich, na een aantal gebit verbeterende behandelingen, enige maanden schuilhield in zijn geboortestreek. Daar schreef hij, de humor nog niet moe, samen met Bennie Jolink en Angus Young de keiharde gitaar megahit: Een bek vol gouwe tanden.
Na te zijn uitgelachen haalde iedereen zijn schouders op. Er werd besteld en een drietal dames wisselde op toilet de natte slip voor een kurkdroog exemplaar.
Het slagveld was voorbij. Café Helmers draaide als een tierelier. Er werd gedanst. Er werd gelachen. Er werd gedronken. De ontaardmooie meterslange vrouw zat nu aan de priklimonade en deed gezellig mee alsof ze bij het meubilair hoorde. Ton Lebbink wilde haar bontmantel een iets omhoog doen om te zien wat zich daaronder allemaal bevond toen hij de vermanende blik van Caroline zag.
De ontaardmooie meterslange vrouw, wier naam nog niet werd genoemd, noch geopenbaard, was guitig en ad-rem. Zij bleek een van de allerslimsten en een geoliede vechtmachine bovendien. Zij paste keurig in het groepje en werd zo het allereerste dameslid. Ook kon haar een vrolijk gevoel voor poëzie niet worden ontzegd. Ze genoot dan ook met volle teugen en er wordt gezegd …
AGDE SUR MER (3)
In de hitte komt hij aangezinderd.
Er dreigt een schaduw in de zon.
Een kaftan met wikkelrokken
en een Rolex voor de vaak.
Deze blauw/zwarte Afrikaan.
Ik blaas een korrel van mijn lippen.
Tel de vlekjes op een uitgedoofde filter
in het doorgelegen zand.
Wee gebeente vermorzeld gesteente.
Een aangeprezen wikkelrok.
In de hitte is hij weggezinderd.
Een wrak gevuld met duikerslucht.
Aandoenlijk als een jonge papegaai.
Ik plet mijn ballen in het strand.
Gedicht
Ton Lebbink
Tekst
Peter Joore
Fotografie
Beaty Czetö