Rijtrip (XIII)

Ton Lebbink: ‘Al cielo deve mancare un angelo’

Ton Lebbink: ‘Al cielo deve mancare un angelo’

Rossana Bossaglia Bellezza trapte als een volleerd stella del calcio het bloemrijke dekbed met de wreef richting huiselijk firmament. De zon scheen stralend door het open raam. Vogels kwinkeleerden en in de verte hoorde je het ruisen van de zee. Of was dit het struweel dat zich gelijk het verenpak van vliegende fauna laafde aan de drogende hitte van deze ongeëvenaarde voorjaarsbries?

Ton Lebbink wilde zich kreunend uitrekken en strekken om zo de spieren, die een nachtlang hadden gewerkt als tijdens de tienkamp op olympisch niveau, te ontspannen. Er deed zich een probleempje voor. Hij zat vastgeketend aan het ijzeren bed: handen aan het hoofdeinde en voeten helemaal aan de andere kant. Niet alleen voelde hij zich in zijn vrijheid beknot, ook moest hij pissen als een paard. Ondanks zijn ongewild beperkte actieradius vond hij het niet kies om de slaapkamer, waar hij zoveel genot had gedeeld, van een vloeibaar gouden laagje te voorzien.
   Hij riep haar naam: ‘Rossana!’ Dit herhaalde hij tweemaal tot hij gestommel hoorde op de meest monumentale trap die hij ooit buiten Rittenburg had gezien.

Een lachend gezicht om de hoek.
   Rossana met een dienblad.
   Rossana die schaterlachend binnenloopt.
   Rossana die met een sleuteltje de bont gevoerde handboeien verwijdert.
   Rossana die Ton Lebbink een kus geeft die beklijft.
   Ton Lebbink die een spurtje trekt richting toilet.
   Ton Lebbink die kletterend urineert.
   Ton Lebbink die opgelucht weerkeert.
   Rossana die de eitjes heeft gepeld.
   Ton Lebbink die thee inschenkt.
   Rossana en Ton Lebbink die ontbijten als uitgehongerde paarden.
   Rossana en Ton Lebbink die een verkorte maar daarom niet minder plezierige versie van hun nachtelijke geneugtes tentoonspreiden.

Rossana en Ton Lebbink rilden lang en koud na, ondanks de woest werkende zonnewarmte, nu hun transpiratie begon op te drogen. De lusten waren voor het moment botgevierd en het was tijd voor een douche omdat ze stonken als de Mustela putorius. God wat hadden ze die nacht gegraven en gewoeld. En in tegenstelling tot andere bodembewoners klommen zij als apen. Op zoek naar verse bananen omdat de schier on-opeetbare berg tot de laatste gladde schil is opgepeuzeld.
   Rossana had gesproken van een kwintetje jongen. Dit ging Ton Lebbink echter iets te snel. Hij wilde liefde en vleselijke geneugten en vooralsnog geen wieg met krijsende toekomst. Er werd besloten, tijdens het afdrogen, dat die middag konijn met kersensaus op portbasis op het menu stond.
   Met een klassieke en puntgave Fiat 4 HP of Fiat 3 ½ CV uit 1899 reden ze naar het dorp waaronder de villa ressorteerde. Gelukkig werd het dolgelukkige duo ex-bunzingen door niemand aangereden en ook vertoonden ze na een incubatietijd van enige uren geen tekenen van hondsdolheid of hondenziekte.

Bij de panettiere annex fruttivendolo en macellaio deden ze ruim inkopen. Tot slot namen ze op het terras bij de pub aka negozio di liquori een bakje caffè espresso en, wat later, een doos wijn waarin zes flessen Barolo ongeduldig wachtten op ontkurking in de huiselijke sfeer.
   Tussendoor sloten een paar vrienden van Rossana aan. Evenals de truckstar bijzonder mooie mensen die zowaar een prima mondje Engels spraken. De tweede espresso werd gesecondeerd door een klein glaasje lokale stook: Nocino of walnotenlikeur. Gezelligheid ook hier troef. Het was maar goed dat de topsnelheid van de Fiat 4 HP ook op de terugweg niet meer dan 35 kilometer per uur bedroeg.

Eenmaal terug in de villa begon het te onweren. Het lichtte onophoudelijk en de donder kraakte als een oude deur die op instorten stond. Of beter: hing. De archaïsche woonst had nu meer weg van het onderkomen van Dracula. Zeker toen het licht het liet afweten en de tuinkamer met flakkerende kaarsen werd verlicht.
   Terwijl Rossana zich nog maar eens op het konijn stortte schreef Ton Lebbink een gedicht met vooruitziende blik.

HELMERS IS DOOD

Nooit meer een tankwagen die Amstel in de kelder pompt.
Nooit meer Corry Konings "mooi was die tijd" live.
Nooit meer het "brandend zand" van hoe heet ze ook alweer zien schnabbelen.
Nooit meer zal op het podium mijn staartje worden afgeknipt door Patricia.
Nooit meer zal er worden getoept geklaverjast gehartenjaagt geschaakt.

Helmers is dood.
Doodstil.

Dik Steinrath, geboren kroegbaas.
U kon er wat van.
U wist uw volk te vermaken.
Toeters en bellen.
Speenvarkens aan het spit.
Tapijtjes op tafeltjes.
Scheef hangende schemerlampjes.
Uw kroeg waar Brood van Gogh zélfs Lebbink en Smit vertoefden.
Uw personeel: de onvergetelijke Harrie, de smaakvolle Luuk, de romige Martine niet te vergeten.

Helmers is dood.

Jammer van die prachtkroeg van ons.
Je klanten plezier doen.
Beter kan een mens zich niet wensen.
Die dampende kroeg.
Helmers.
RIP.

Gedicht
Ton Lebbink (Ergens rond 2015)

Tekst
Peter Joore (2022)

Fotografie
Beaty Czetö (2010)

05-05-2022