Ton Lebbink ramde zijn vuist op de leuning van de stoel. ‘Waar zit die Robert Jan (Stips, red.), verdikkeme nou toch! Ik zie geen steek tegen die vermaledijde zon in. Zomer is leuk en stemt vrolijk, maar die koperen ploert, of messing gasschijf, mag nu best een (s)tandje lager.’
‘Of een ietsje hoger, zodat je er niet dwars tegenin behoeft te koekeloeren.’ Het praktische zinnetje kwam uit de immer bevallige en kuswaardige, (steeds vochtige) mond van Mirjam de Schoot van God. Niet alleen was zij gezeten met een ampele en goedwerkende zonnebril, ook bleven haar hersenen pragmatisch aan de slag. Het goddelijke, die nacht ervoor, had haar voorwaar geen slecht gedaan.
Robert Jan hield zich stil op zijn zetel. Hij had wel iets met humor (schroefde eens zijn voordeurse trekbel los zodat de immer moord- en brand schreeuwende cabaretier en fanatiek belletjestrekker Bart Chabot pardoes, onverwacht en geheel weerloos, ruggelings de tuin indonderde, red.) (*) en zeker van die malle fratsen kon hij eindeloos genieten. Hij was dan ook van zetel gewisseld met Ron van Eck aleer de dichter in wording hem had kunnen hervinden. Nu zocht Ton Lebbink zich minutenlang een totaal nutteloze oogvermoeidheid tot er, met die specifieke stem van de toetsenman, vanuit een totaal onverwachte hoek ineens ‘Hahaha,’ klonk.
De zoekvibraties waren nu zoek en Ton Lebbink besloot de zwart-wit ivoor aantokkelaar niet meer uit zijn ooghoek te laten ontsnappen tot hij zijn verbale boodschap aan de Hagenaar had overgebracht.
Ton Lebbink vertelde over de voorbije nacht en het goddelijke spelletje klaverjas dat Mirjam en hij hadden gewonnen op een verder exclusief voor hun vier gereserveerde Akropolis. RJ moest daarom voorzichtig in zijn vuistje lachen. Als down to earthman geloofde hij niet direct alles en iedereen die hem - bewust of niet - iets op de mouw leek te willen spelden. Toch had hij de beleefdheid het nogal onwaarschijnlijke relaas van TL tot de laatste punt aan te horen en schreef er later een autobiografisch nummer over dat als titel Psychopath meekreeg. Het begon als volgt:
Het is niet gek om psychopaat te zijn
Je te verstoppen achter Zeus of in liters nectarisch ambrozijn
Om tegelijkertijd mens en god te willen zijn
Of in Athene aan een ontbijt met rode wijn
De ober naderde de tafeltjes met twee eivolle bladen, vol met lekkers, gedrapeerd op een bord of geschonken in een glas. Hij serveerde uit als de balletdanser die hij misschien wel was. Alle egards tussen (in) zeven en negen nemend, stond binnen de kortste keren elke bestelling bij de juiste besteller. De ober (Dimitrios, red.) beschikte kennelijk over een fenomenaal en fotografisch horecageheugen. Mirjam, Ton en de Supersister-groep barstten nog net niet in geestdriftig applaus uit alvorens aan te vallen op de spijzen c.s.
Een wel zeer dikke vrouw naderde omzichtig en met veel aplomb de terrastafeltjes. Zij schommelde alsof ze zich op een golvenrijke zee bevond en begon een kennelijke tirade in het Grieks. Normaal al lastig te volgen vanwege de gebruikelijke taalbarrière, deed dit amorf gepruttel van haar dikke lippen en de continue trilling van de hamsterachtige hangzakwangen de geluidskwaliteit geen goed. Ze klonk nogal deformatief om het in door Jimi Hendrix bedachte muziektermen te preciseren. Supersister en Mirjam en Ton keken haar ademloos aan. Hier bleef een broodje Helleense kaas halverwege de mondgang hangen, daar zweefde een glas rode wijn tussen tafel en darmstel. Iedereen was met stomheid geslagen. De sfeer was uniek en laat zich, nu enige decennia later, nog altijd niet adequaat omschrijven.
Daarop stierde ober Dimitrios op hoge Pegasuspoten annex -benen naar buiten; hij brieste. Hij keek de zeug in bloemetjesjurk een paar tellen aan en zei vooraleer niets. Daarop barstte hij uit: ‘Zeuskelere,’ bulderde hij. ‘Ik geloof dat ik je al zeker achtmaal heb gezegd dat je niet moet komen raaskallen op mijn terras. Dat doe je maar op straat of t(e)huis. Maar niet hier. Vort. Omdraaien en terug naar buitend de poort van deze verder altijd nette gelegenheid. Het ziet ernaar uit dat ik je straks ga melden bij de leiding.’
De mastodont in florale tentjurk haalde er een wit zeil vanonder vandaan. Dat bleek bij nader inzien haar slip met snelheidsongevoelige Van Dijcks bruine remsporen. Weer eens barstte nu de gehele groep in lachen uit. Broodjes gingen ter tafel of in de mond en rode wijn werd kwistig gemorst. Toen ook Dimitrios begon te lachen wist zij het niet meer: Wegwezen of toch maar als cabaretière nog een klein uurtje de meuten vergassen op enige hilarische grappen en snollen?
Dimitrios zag de bui al hangen. Hij zei: ‘Je gaat nu direct weg of ik stuur een juridisch peloton op je af waar Caesar jaloers op zijn geweest in zijn tijd. Advies nummero uno: “Wegwezen en nooit meer terugkomen als er gasten zijn en als de sodemieter die pendeck weer om je gat draperen.’
Zij schudde lachend haar bolle kop. ‘Daar gaat mijn frisse flamoes weer achter de gordijnen - ik zal de volgende keer een kort rokje aandoen. Ik zie hier zoveel mensen met bril, die hebben nu vast veel pret gemist.’ En weg waggelde deze eend: verpakt in een ton mensenvlees.
PLANTENLEED
snij het hart uit de artisjokken
ontvel de aubergine met een dunschiller
langzaam in kokend water garen
stamp ondertussen de goudrenetten tot moes
steek een vork in de paprika, schroei boven een matige vlam
en voeg, als het blaren vertoont, aan het kookvocht toe
even mee pruttelen en voilà
Artisjokken Aubergines met Appelmoes en Paprika
(ook lekker, met een vermorzeld knoflookje en fijngehakte peterselie)
Gedicht
Ton Lebbink (Amsterdam begin 21ste eeuw)
Tekst
Peter Joore (9 februari 2023)
Fotografie
Beaty Czetö (Café Helmers, Amsterdam, 3 maart 2011)
Noot
(*) Bron: De in 2020 te verschijnen ruim 1.000 pagina’s vette biografie Supersister, Looking Back Naked van Fred Baggen. Hierin op pagina 963 ook een vermelding van een artikel met fotografie van Jan Dulfer, dat in De Vlaardinger is verschenen.