Waarman kuierde door de stad. Buiten gebeurt het en een vliegende kraai vangt altijd wat. Al is het maar politiek nieuws. Het was fris. De zon probeerde zich door het nevelige wolkendek heen te priemen. De zomerse koperen held had het moeilijk. Alle opwarmingsheisa van de aarde ten spijt.
Op het Veerplein, niet ver van Ka & De Bolle, zat een man met de rug tegen de etalage van wat eerder een boekwinkel was. Noem mij een Vlaardinger die een boek, leest en ik stuur hem naar Post Scriptum in Schiedam. De man, een gewezen raadslid zo zag Waarman in een oogopslag, had in de ene hand een rode roos en in de andere een zelfde kleur tomaat. Hij had wat weg van een oude socialist. Zo met die grijze baard, leren hoed en bijna nog al zijn vingers.
Waarman sprak hem aan. ‘Bent u nog altijd socialist of communist?’ vroeg hij. Een tikje wezenloos en met tranen in de ogen zei die: ‘Ja. Althans, dat was ik. In hart en nieren. Heb zelfs nog in de Vlaardingse gemeenteraad gezeten en, als dat nodig was, mocht ik soms de voorzittershamer hanteren. Ik wil niet pochen, maar dat kon ik goed. Raad en college leiden als een heuse Che Guevara.’ Dat laatste kon Waarman beamen.
Waarman dacht er het zijne van en legde direct de link tussen het eens zo rode hart van de oude baas en de VARA. Nu zat daar nog slechts een humaan amorf hoopje schroot waar allang geen laagje chroom meer om zat. Daar waar eens een man was die als eerste op de barricades stond. Onvervaard en om de drommel niet bang voor wat dan ook.
‘Waarom huil je de tranen uit je ogen en stroomt het snot uit je gok oude man? Is er iets dat je verdrietig maakt en dat de moeite van het vertellen waard is?’
‘Zeker. Zeker.’
‘Nou kom op met de geit. Het is fris tot op het koude af en ik heb er geen lol in hier ter plekke te verijzen als een zak diepvriesspinazie.’
Hij haalde zijn neus op. Niet voor Waarman. Die had hij hoog zitten. Het was omdat er weer een fikse straal kleurloos snot zijn reukorgaan dreigde te ontvallen. Zo zijn grijze baard in. Het gaf een scheurend geluid als van een zakdoek die in tweeën ging.
‘Nou kom op dan. Spreek.’
‘Het is,’ zei hij, ‘dat die schier onstuitbare opkomst van rechts me dwars zit. Alle linkse lol en jolijt is uit de maatschappij verdwenen. Foetsie als een veertje dat bij windkracht achttien een vogel verlaat. Rechts is gevaarlijk. Rechts is agressief. Politiek is links beter voor de maatschappij. Links investeert in vooruitgang waar rechts enkel alle leuke zaken afbraamt tot op het bot. Links is voor buitenlanders. Rechts wijst ze liefst de deur die ze juist zijn binnengekomen om er subiet weer buiten te gaan. Dat alles, dat mooie linkse gedachtegoed, dat mis ik als een kikker veren.’
Waarman, volop geïnteresseerd in zijn betoog, luisterde alsof doofheid hem aanstonds treffen zou en dit misschien wel de laatste wijze woorden op Vlaardingse aarde zouden zijn.
Even was het stil. De man met de rode roos en de gelijk gekleurde tomaat haalde nog eenmaal zijn neus luidruchtig op. Niet voor Waarman en zijn woorden, maar omdat er alweer een sliertje kleurloos snot aan zijn gok dreigde te ontsnappen.
‘Heb je geen zakdoek?’ zei Waarman bits, die het ophalen maar een smerige bende vond.
‘Nee.’
Dat was dus duidelijk. Het ex-raadslid had geen zakdoek. Enkel maar die rode roos en die Ferrarirode tomaat.
Waarman: ‘Weet je waarom politiek links van het politiek podium is verdwenen? Dat is omdat de bedrijvers ervan net zo onbetrouwbaar waren als hun rechtse concurrent, die trouwens vroeger geen poot aan de grond kreeg. Almaar gedeelde armoe en volkse blijheid propageren, maar ondertussen liegen dat je vaker bij je gezin wilde zijn en ondertussen de duurst betaalde pompbediende bij Shell worden. Of een oneindig lijkende stroom geld uitgeven zonder voor nieuwe inkomsten te zorgen. Kijk, brave borst. Links is goed. Links is lief. Links is onnadenkend. Maar links is wel menselijk.’
Waarman zweeg even. Hij keek over het Veerplein en zag wat verstokte rokers op het terras van het altijd drukke en gezellige Ka & De Bolle. De uitspanning zou, als de wethouder van financiën het voor het zeggen had zijn langste tijd had gehad. ‘Leert die eerst maar eens zijn broek aan te houden buitenshuis,’ had een GroenLinkse kroegtijger (bestaan die echt?) gezegd die het weten kon. Rillend van de kou verscheurde er eentje zijn vloeitje. Sigaretten waren de winterse toekomst.
‘Want weet je beste brave borst wat het is. Rechtse mensen zijn ook niet slecht maar omdat links al bestond werden ze rechts. Als iedereen hetzelfde is krijg je nooit discussie. Dan wordt het slechts Follow the Leader. Daarin schuilt ook zo het nodige gevaar. Genesis zong het al op de elpee And then there were three in het nummer One fore he vine: Fifty thousand men were sent to do the will of one. Daar komt maar ellende van.
Rechtse politici of zij die zich daarvoor uitgeven hebben zeker geen hekel aan links. Ze zijn het gewoon niet met ze eens. En wie het niet eens is en er tijdens een partijpolitiekevergadering niet uitkomt die stapt op, noemt zich rechts en bedrijft voortaan politiek die haaks staat op wat was. Rechts is niet meer dan een waarschuwing dat links niet goed bezig is. Rechts is wat eerst links was. Niet meer en niet minder. Capice?’
De oude man grimlachte nu zelfs een beetje. Hij stond, met de hulp van Waarman, op en nam een hap van de tomaat en de verlepte rode roos mikte hij in een prullenbak.
‘Tijd om een nieuwe rode roos te kopen en een kilo tomaten,’ zei hij monter en mankte naar de Oost-Europese groentekraam om niet veel later richting Bloemhuis Tulpen Stein te gaan. Als laatste zou hij Stefanie Solleveld benaderen. Hij zag bij haar fractie een nieuw podium voor zichzelf. Gemonteerd op oude linkse waarden. Dat zou ze leren. Die rechtse rakkers. Gewoon links stemmen. Dan verdwijnt rechts als een klontje margarine in een gloeiend hete braadpan.
Tekst
Waarman
Schilderij
Robert Daalmeijer