'Ik voelde me de middenpinguïn. En ik was dolgelukkig.'

Persoonlijke betrokkenheid: Niet het middel, maar het doel

Persoonlijke betrokkenheid: Niet het middel, maar het doel

Je hebt het vast wel eens gezien, in een documentaire over keizerpinguïns. Het is een fascinerend verschijnsel. Om zichzelf en elkaar te beschermen tegen de bittere kou staan ze dicht opeengepakt in concentrische cirkels. Een beetje als een mandala, maar dan met veren. Iedere zoveel tijd schuifelen ze een rondje verder naar binnen, en van binnen weer naar buiten. Zo hebben ze het steeds maar kort koud. De pinguïn in het midden is heel even de allercomfortabelste, meest gekoesterde vogel van de wereld.

Zo voelde ik me dus, tijdens de reünie van mijn oude school. Een kwart eeuw heb ik daar met liefde Nederlands gegeven. Totdat het curriculum mij zo ging tegenstaan, dat ik vond dat het begon te lijken op kinderbeulerij. Ik voelde steeds sterker de noodzaak om ‘mijn horizon te verbreden’, zoals dat heet. Dat was niet de schuld van de school, of de collega’s, en al helemaal niet van de leerlingen. STGS en ik zijn hartelijk uit elkaar gegaan. Dus toen de kans zich voordeed om weer eens met zijn allen bij elkaar te komen, vierde ik graag mee dat ik erbij heb mogen horen.

Van twaalf uur ’s middags tot twaalf uur ’s nachts (want we gingen natuurlijk ook nog een afzakkertje halen op de Grote Markt) heb ik alleen maar keihard genoten van alle lieve, grappige, ontroerende mensen die ik in de loop van de jaren heb mogen leren kennen. Heerlijk om te horen wat ze tegenwoordig doen en hoe blij ze daarvan worden. Zalig om te zien hoe goed ze zijn opgedroogd (of, in het geval van een paar seniore oud-collega’s, ingedroogd. Nee, daar meen ik niks van, ik zeg het alleen om de woordgrap).

Iedereen gleed als vanzelf weer in zijn oude rol. De grappenmaker. De stille genieter. De filosoof. De schreeuwlelijk. De giechelende vriendinnen. De verhoudingen pasten als een oude jas. En ik bewoog lekker mee. Bij de een merkte ik dat ik moederlijk deed. Bij de ander ad rem. Bij dat geinige groepje was ik ‘one of the boys’. Met weer anderen waren we meiden onder elkaar. Tegen deze of gene deed ik zelfs een beetje streng. Niets daarvan was geforceerd. Een rol spelen betekent namelijk niet dat wat je doet niet echt is. Het betekent alleen dat je, soms onbewust, een bepaalde vorm aan je gedrag geeft. Ik kan me trouwens geen ander beroep indenken waarbij je al die rollen zo heerlijk kunt uitspelen. Docent worden is de ideale manier om alles uit jezelf te halen.

De echte etters blijven weg, dat weet ik heus wel. Dus allicht dat iedereen leuk is bij zo’n reünie. Maar het voelde toch als een bijzonder cadeau dat al die kinderen van destijds, ook de lastige of onzekere, nu open, volwassen, enthousiaste mensen geworden waren, met stoere studies, gave banen, lieve gezinnen en mooie herinneringen aan de tijd die we met elkaar gedeeld hebben. Er waren zelfs een paar docenten Nederlands bij, en een enkele tekstschrijver. Daarvan kan ik wel huilen van geluk: dan ben je als docent dus een inspiratiebron geweest. Of anders heb je ze tenminste niet afgeschrikt. Met een enkeling ging het iets minder flitsend. Op hen was ik net zo trots, zij voelen zich zo op hun gemak met zichzelf en bij ons dat ze er ook willen zijn als ze even geen gelikt verhaal paraat hebben.

Ik heb me een versuffing geknuffeld. En een poliep geschreeuwd, van puur enthousiasme. Toen ik de dag erna zat bij te komen op de bank (juf is ook geen vijftig meer), besefte ik maar weer eens dat onderwijs minstens voor de helft niet gaat over de lesstof. Didactici zeggen vaak dat een veilig leerklimaat, en dus een persoonlijke band tussen leerling en docent, nodig is om goed aan een bepaald schoolvak te kunnen werken. Ik zie dat heel duidelijk op de basisscholen, waar ik tegenwoordig regelmatig kom als docent creatief schrijven. De kleinsten komen op schoot en vegen hun neus af aan je heup, de middengroep geeft dikke knuffels en de bovenbouw wil de hele tijd high fiven (of dat je meedoet aan hun TikTokdansje- ook een vorm van liefde). Eerst komt de goede relatie, dan pas het schoolwerk.

Maar ik zou zelfs verder willen gaan en de stelling van de wetenschappers willen omdraaien. De persoonlijke betrokkenheid is niet het middel en de les is niet (of maar ten dele) het doel. De les is de manier, het excuus als je wilt, om een relatie op te bouwen met je leerlingen, en om hun de gelegenheid te geven (werk)maatjes te worden van elkaar. Mensen die geen familie zijn, hebben een bezigheid nodig om iets van elkaar te worden. Samen iets doen schept een band. Dat kan van alles zijn. Vieze liedjes zingen naar de overkant van het voetbalveld. Soep koken voor daklozen. Zingen in een gospelkoor. Of zinnen ontleden. Maar die bezigheden zijn niet de hoofdzaak. Ze kunnen goed en leuk en belangrijk zijn in zichzelf, maar ze vormen vooral een reden om elkaar op te zoeken. Want mens word je niet van het naamwoordelijk gezegde. Mens word je van elkaar. Bij elkaar kruipen is belangrijk. Vraag maar aan een keizerpinguïn.

Tekst:
Ester Janssen

Fotobijschrift
Ester Janssen

Lees over de reünie van het Stedelijk Gymnasium Schiedam (STGS) ook dit artikel met daarin de video door oud-leerling en oud-docent van deze school Jan Willem de Boer.

Hier lees je een eerdere column door Ester Janssen:
'De onderwijsinspectie is eigenlijk net je moeder'

22-01-2025