Jeugdige Ton Lebbink eindelijk terecht

Laatste literaire signalisatie in De Vlaardinger 20 april 2023

ASCAIN/SAINT-ROMAIN-LA-VIRVÉE/BORDEAUX - Wie in de Franse Pyreneeën wil overleven moet zich soms een half jaar schuilhouden voor al zijn lezers. Na een tijd van, noem het: vakantie, is de Amsterdamse groeidichter, die nog altijd in zijn puberale Sturm & Drangperiode verkeert, weer boven water. Ondanks de heuvel- tot bergachtigheid van dit gebied een minder makkelijke opgave dan gedacht.

Jeugdige Ton Lebbink eindelijk terecht

Ton Lebbink heeft zich de afgelopen maanden gelaafd aan al het goede dat deze regio biedt. Van exquise kaas tot aan waanzinnige wijn en vriendelijke vrouwen genoot hij als geen ander. Tussendoor brouwde hij Akerbeltz bier bij zijn vriend François Iraola. Niet alleen omdat zijn geld op raakte, alsook dat deze kunst hem in de naaste of in de verre toekomst weleens of wat vaker van pas zou kunnen komen.

Hij sliep er met Maialen, Ainhoa en Andriana. Deelde het bed met Abeline, Nayara en Edurne. Werd tot over zijn oren verliefd op Ihintza, Kattalin en Lorea. Maakte Haizea, Jone en Miren zwanger. Hij lag geen nacht alleen, maar voelde zich er toch niet helemaal thuis. Zeker niet omdat Maialen, Ainhoa, Andriana, Abeline, Nayara, Edurne, Ihintza, Kattalin, Lorea, Haizea, Jone en Miren allemaal boerendochters waren en in het bezit van potige boerenvaders en nog potiger boerenzoons. Stuk-voor-stuk voorzien van een opvliegend karakter dat model leek te staan voor de toen nog prille en door president John F. Kennedy tot grote hoogte gestuwde en financieel gestimuleerde NASA-projecten met de maan als beoogd einddoel.

Toen hij verdween in een of andere Pyreneeënnacht was het niet met de noorderzon. Hij ging die kant wel uit. Niet eerder dan twaalfmaal, een orgie waardig, intiem afscheid te hebben genomen pakte hij een boerenkar waarop bergen hooi en sjokte met de door ossen voortgetrokken tweewieler zolang tot hij na verloop van tijd in Saint-Romain-la-Virvée terecht kwam. Hij zocht en vond er Château la Tulipe de la Garde.

Op die plek leerde hij een bizar besnorde en tanig gebouwde Nederlander (*) met alpinopet kennen, die wijn maakte na te hebben gedrumd en muzikaal reclame maakte voor grote Hollandse compagnieën. Hij leefde daar terplekke het leven van God in Frankrijk of Ton Dieu en France. Hoewel geen god zat hij daar goed in het land van Marianne. Ton Lebbink besloot een tijdje te blijven en leerde er het een en ander over wijn produceren en slurpend consumeren om het smaakpalet beter tot zijn of haar recht te laten komen.

Toch knaagde er iets in zijn binnenste. Alleen: hij wist niet wat. Honger kon het niet zijn. De bevallige wijnboerenvrouw C kookte driemaal daags lekker gevarieerd en toverde het ene na het andere maal op de ruwhouten tafel in de vele ellen lange tuin waarin gecentreerd, alsof de meetlat eraan te pas was gekomen, een pardoes uit een helikopter gestuiterde vleugel van het merk Steingraeber & Söhne. Een stenengraver was het zeker. Als piano deed het niet veel meer na die aan de zwaartekracht gehoorzamende onbedoelde val. De jeugdige poëtische Adonis kreeg ondanks alle lichamelijke arbeid een klein buikje in dit culinair Walhalla en kreeg er zelfs en matrasverwarmend kort kennis aan ene Alice. ‘De dikke dichter,’ zei de snor met alpinopet weleens gekscherend. Daar lachten ze alle drie dan om. Ton Lebbink als een wijnboerenknecht met kiespijn.

Na dit vaderlandslievend intermezzo moest de dichter in wording, het knaagde maar voort in zijn binnenste, naar een stad. Hij miste niet zozeer zijn woonst Amsterdam, als wilde hij tussen de mensen en het beton. Stenen met cement en gevoegde voegen desnoods. Een tijdje anoniem zijn. Dat was je ware. En zonder een surplus aan stom boerendorpsbenul.

Met tranen in de ogen nam hij na enige tijd afscheid van het wijnboerengezinnetje. In zijn reistas, bovenop, een flink pak voer. Een eind harde worst waar maar geen eind aan leek te komen, een fles wijn met ziel die vrijwel reikte tot aan de kurk, van op Hollandse wijze gecultiveerde aarde en een stapel dik belegde boterhammen; volkoren platte bruine jongens waarop ook nog eens een ongezouten dikke laag gezouten roomboter. Het kon allemaal niet op. Maar dat ging het uiteindelijk allemaal wel.

Na een dagmars die er wezen mocht, aangevuld met een nachtelijke wandeltocht waarin hij tweemaal bijna verdwaalde, als hij niet goed was gelopen en zijn inmiddels geoefende geografische gesternte kritiekloos was gevolgd, kwam hij aan de poorten van Bordeaux. Ook een wijnafhankelijke enclave en regionaal hoofdstad bovendien. Hij zocht en vond er een terras. Hij zette zich daar, licht puffend van alle inspanningen, met een zucht van verlichting neer. Toen pakte hij pen en papier en begon een gedicht na een fles wijn te hebben besteld en een Zware van Nelle te hebben gewenteld, dicht gelikt en aangestoken met zijn eveneens bereisde Zippo.

(*) Aangezien we hier spreken van de vroeg jaren zestig van de vorige eeuw was die figuur niemand minder dan de virtuele voorvader en platonische pappa van de man die we nu allemaal kennen als Ellenee Port.

KLITWOORDEN

De zoutjes die kraken
De zon op de daken
De oester op de schaaldierkar
De wijnzak en de Franse bar

De dijen en de kuiten
De links- en rechtsbuiten
L ‘avenue, la ruelle et le sable
De drank weer op de table

De Française van je leven
Om een beurt te geven
Eеn staak die weer eens wordt gezet
Jouw kruisje in haar stembiljet

De glimlach en de glunder
Het foutje en de blunder
De bar tijdens het sluitingsuur
Geen verre vriend, geen beste buur

Jouw lid en haar teken
De sterren verbleken
Het bed, de deken en het plaid
Een zaadje langs haar dijbeen gleed

De gladgeschoren zak
De breuk en de knak
Een renner die de kopgroep leidt
De kindergroei die menstruatie mijdt

Le-la-la klitwoorden, le-la-la klitwoorden
Le-la-la klitwoorden, le-la-la wie zit aan haar klit?
Le-la-la klitwoorden, le-la-la klitwoorden
Le-la-la klitwoorden, le-la-la hoe smaakt haar klit?

Na nog eens een glaasje Bordeaux’ rood en een Zware van de Weduwe herlas hij zijn dichterswerk en besloot: ‘Dit kan zo niet. Daar vindt geen mens iets aan. Dat wordt nooit gelezen. Ik zal het eens met lidwoorden proberen. Misschien dat ik dan op termijn eens een bundeltje verkoop. Of beter zet ik het op een elpee. Dat is je ware. En op stem en gitaar mijn goede vriend Thé Lau.

Gedicht
Een duidelijk minder begaafde Ton Lebbink fan, of was hij dan toch zelf?

Tekst
Peter Joore

Fotografie
Beaty Czetö 

15-11-2023