“Er komt een megaklus op de provincie af om binnen een jaar een plan neer te leggen, waarbij we zicht hebben op goede instandhouding van de natuur, een gezonde plattelandssamenleving en een perspectief voor de agrariërs, toekomstbestendig.” Zo begon CDA-Statenlid en melkveehouder Jaco Kastelein zijn woordvoering gisteren tijdens de Provinciale Statenvergadering. Daarbij riep hij op om de stikstofopgave zoveel mogelijk samen met de agrariërs en de industrie op te pakken, met als uitgangspunt een goede instandhouding van de natuur.
Nu het Rijk de opdracht heeft gegeven aan alle provinciebesturen om voor de zomer van 2023 met een plan te komen om de stikstofdepositie drastisch te verlagen, werd gisteren ook in Provinciale Staten van Zuid-Holland gesproken over de invulling van deze opgave. Kastelein benadrukte dat dit begint door naar elkaar te luisteren en empathie te hebben voor elkaar. Naar de boer en naar de industrie. “Uit die gesprekken kan ook een keer de conclusie komen dat niet alles overal haalbaar is, maar het is belangrijk om te komen tot draagvlak.
Kastelein is daarom ook niet te spreken over de communicatie en empathie vanuit de verantwoordelijke ministers in dit dossier. “Er lijkt een eenzijdige focus op de uitkoop van agrarische bedrijven. Het inzichtelijk maken wat andere sectoren bijdragen is alweer verder uitgesteld,” aldus Kastelein. Daarbij komt dat er voor het CDA echter nog veel onduidelijk is over het vertrekpunt, de gestelde doelstellingen en toegestane middelen voor Zuid-Holland in de startpositie Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Daarin staat dat de uitgangspositie een 50% reductie betreft. “Wat is het vertrekpunt voor die 50% reductie? Zijn de bestaande vergunningen gebruikt? Zijn de al aanwezige innovaties meegerekend? Mogen agrariërs van het Rijk straks nog reducerende maatregelen treffen, zoals middelen toevoegen aan de mest en deze mest verdunnen tijdens opslag?” Voor het CDA belangrijke vragen om tot een gedegen plan te komen.
De staat en de instandhouding van de natuur moet de basis zijn. Een toekomstbestendige landbouw en een goed verdienmodel voor de agrariër vormen daarbij voor het CDA een belangrijke voorwaarde. Nu wordt er nog veel gewerkt met de kritische depositiewaarde, een knop waarvan het volgens Kastelein maar de vraag is of deze wel zo’n prominente rol moet spelen. “Andere drukfactoren kunnen veel bepalender zijn, zoals verdroging, fragmentatie en invloeden van over de grens. Of de veel te grote ganzenpopulatie met een niet te onderschatten bron van stikstof.” Het CDA heeft tevens vraagtekens bij de opgave vanuit het Rijk voor de gebieden die vallen onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN). “Grote delen worden - in samenwerking met natuurorganisaties - door agrariërs beheerd. Kan straks het juiste beheer dan nog wel uitgevoerd worden?
Het CDA diende dan ook diverse moties in ter ondersteuning aan het uitgangspunt van gezonde natuur, een toekomstbestendige landbouw en een goed verdienmodel voor de agrariër. Op de eerste plaats door het college te vragen om zich in de gebiedsgerichte aanpak niet blind te staren op een specifieke emissiereductie voor NNN-gebieden, maar met maatwerk. Door te kijken wat noodzakelijk en haalbaar is om de doelen voor de instandhouding van Natura2000-gebieden te bereiken. Daarop is toegezegd dat de stikstofreductie afhankelijk is van het natuurdoel en zal het college met een plan komen om tot de legalisering van PAS-melders te komen. Op de tweede plaats door koplopers in de kringlooplandbouw – zoals biologische-, natuurinclusieve- en kringloopboeren – extra te ondersteunen en hun prestaties mee te laten wegen in de gebiedsgerichte aanpak. De motie werd met zeer ruime meerderheid aangenomen. En tot slot dat er wordt aangedrongen bij de minister op een schaderegeling voor agrarische bedrijven, aangezien zij nu geconfronteerd worden met een lagere waarde voor hun bedrijf. Deze regeling zal verder uitgewerkt worden om bij de minister voor te leggen.