En dan sta je op een mooie avond ineens in het productiebos. Het oudste stukje bos in de Broekpolder dat in de jaren 1968-1969 is aangelegd. Tussen enkele grote bomen op een open plek onder het bladerendek lijkt het of ik terug ben in militaire dienst. In een van de bossen bij de kazerne in Seedorf, waar we onze AV-bivak hebben gehouden. De bodem veert dankzij de humuslaag, die zo’n tien centimeter dik is. Dat laatste verrast mij, want de bomen waren in de eerste jaren nog klein.
Humusvorming gaat blijkbaar iets sneller dan de één tot twee millimeter veenvorming per jaar. Bij humus heb je echte bodem. Veengrond bestaat voor minstens 70 en soms zelfs 97% uit water, hebben ze onlangs in een natuurprogramma op tv gezegd. Terwijl ik op het humus veer, bedenk ik dat de natuur gratis en voor niets ophoogt. Die meter bodem komt er toch wel. Met ietsje meer geduld dan de provincie heeft.
De ophoogacties die de provincie onder het mom van ‘sanering’ wil zijn eigenlijk helemaal niet zo goed voor de natuur. Een laag van één tot anderhalve meter grond op 70 hectare aanbrengen is 700.000 tot 1.050.000 kubieke meter grond. Dat zijn zeker 100.000 vrachtwagens die met een lading grond komen en weer terugrijden. Hoeveel energie vreet dat wel niet? Hoeveel co2 wordt daarmee de lucht in geslingerd? Het stikstofprobleem wordt er groter van. Daarvoor ga je geen natuur voor natuur vervangen.
Terwijl de zon langzaam maar zeker ondergaat, loop ik terug naar mijn fiets bij het IJzertijdpad. Saneren lijkt mij nog steeds geen goed idee. Dan kan bijna het hele land wel op de schop. Om te beginnen een nieuw villawijkje in een willekeurige Nederlandse plaats. Grote kans dat ook daar gif in de bodem zit.
Tekst: Perry Menexis